ECLI:NL:RBROT:2021:3628

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
C/10/616338 / JE RK 21-872
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige maatregel tot ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een machtiging om [naam kind] in een gesloten accommodatie te plaatsen, na een eerdere spoedmachtiging die op 7 april 2021 was verleend. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, de ouders, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] sinds januari 2021 gedragsveranderingen vertoont, waaronder woede-uitbarstingen en weglopen van huis. Dit gedrag is mogelijk beïnvloed door ingrijpende gebeurtenissen in de thuissituatie, zoals de ziekte van de moeder. De kinderrechter heeft de voorlopige ondertoezichtstelling in stand gelaten en de machtiging tot gesloten jeugdhulp tot 15 april 2021 bekrachtigd, maar opgeheven voor de periode daarna, met de nadruk op het belang van hulpverlening om [naam kind] te leren omgaan met haar emoties.

De beslissing van de kinderrechter is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 23 april 2021.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/616338 / JE RK 21-872
datum uitspraak: 15 april 2021

beschikking machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2009 te [geboorteplaats kind] hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen do moeder, wonende te [woonplaats moeder]

[naam vader] ,

hierna te noemde de vader, wonende te [woonplaats vader]

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 7 april 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de instemmende verklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper van
14 april 2021, ingekomen bij de griffie op 14 april 2021.
Op 14 april 2021 heeft de kinderrechter [naam kind] bij Horizon het Bergse Bos apart gesproken bijgestaan door mr. J.C. van Herwijnen.
Op 15 april 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [naam kind] , bijgestaan door mr. J.C. van Herwijnen,
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, te weten [naam 1] ,
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [naam 2] .

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] verblijft bij Horizon, het Bergse Bos.
Bij beschikking van 7 april 2021 is [naam kind] voorlopig onder toezicht gesteld tot 7 juli 2021 en is een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp betreffende [naam kind] verleend met ingang van
7 april 2021 voor de duur van vier weken (= tot 5 mei 2021) en is de beslissing voor het overige aangehouden.

Het verzoek van de Raad

De Raad heeft in aansluiting op een spoedmachtiging een machtiging verzocht om [naam kind] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van de ondertoezichtstelling.

De standpunten

De GI heeft ter zitting meegedeeld dat het in het belang van [naam kind] is dat zij vandaag weer thuis wordt geplaatst en dat als haar plaatsing binnen de gesloten jeugdhulp wordt verlengd, deze plaatsing zo kort mogelijk moet duren. Er zijn zorgen over het weglopen van [naam kind] en de wijze waarop zij met haar emoties omgaat. Zij is echter geen meisje dat in de gesloten jeugdhulp thuis hoort. [naam kind] is nu beter in staat om met haar emoties om te gaan. Er zijn geen zorgen over de opvoedvaardigheden van de ouders. Het gezin is ook niet eerder bij de hulpverlening bekend geweest. Pas in januari 2021 is het gezin in beeld gekomen, vlak nadat de moeder een TIA heeft gehad. Het is de vraag of [naam kind] in de afgelopen periode ontregeld is geraakt door een samenloop van problemen, waaronder de omstandigheid dat zij in de puberteit terecht is gekomen. De GI vindt dat [naam kind] een kans verdient, waarbij het belangrijk is dat haar wegloopgedrag wordt voorkomen. Na onderzoek door Yulius zal de oorzaak van de problematiek van [naam kind] duidelijk moeten worden.
De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij er vertrouwen in heeft dat [naam kind] naar huis kan komen. Het wegloopgedrag dat zij bij de crisisopvang heeft laten zien, is volgens de moeder te wijten aan meeloopgedrag met groepsgenoten nadat er een heftige situatie op de groep is ontstaan.
De vader heeft zich ter zitting bij het standpunt van de moeder aangesloten.
Namens [naam kind] heeft haar advocaat ter zitting verzocht om het resterende deel van het verzoek af te wijzen. Ter onderbouwing van dit standpunt is het volgende aangevoerd.
In de afgelopen maanden heeft [naam kind] heftige gebeurtenissen meegemaakt, zoals de gezondheidsproblemen van haar moeder. Het wegloopgedrag van [naam kind] uit de crisisopvang heeft ermee te maken dat zij op deze plek niet de juiste hulpverlening heeft gekregen.
De Raad heeft ter zitting aangegeven zich te kunnen vinden in een terugplaatsing van [naam kind] en heeft zich bij de standpunten van alle betrokkenen aangesloten. Wel is het de vraag of [naam kind] over vaardigheden beschikt om problemen op een andere manier op te lossen.

De beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, zesde lid, behoeft het verzoek de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] sinds januari 2021 met name in de thuissituatie een gedragsverandering heeft laten zien. Zo heeft zij last van woede-uitbarstingen en is zij meermalen van huis weggelopen. In deze periode heeft [naam kind] ingrijpende gebeurtenissen in de opvoedsituatie meegemaakt. Zo heeft de moeder corona gehad en vervolgens een TIA. [naam kind] geeft aan dat zij hiervan erg is geschrokken. Daar komt ook bij dat de moeder ernstig ziek is geweest toen [naam kind] vier jaar was. Mogelijk zijn (onder meer) deze gebeurtenissen van invloed op de gedragsverandering van [naam kind] . In de afgelopen weken is de opvoedsituatie vanwege het gedrag van [naam kind] en de daarmee samenhangende spanningen zodanig overbelast geraakt en kon de veiligheid van [naam kind] ook vanwege haar wegloopgedrag niet meer worden gegarandeerd. Daarom is zij met een spoedmachtiging in het kader van een voorlopige ondertoezichtstelling op 7 april 2021 binnen de gesloten jeugdhulp bij Horizon het Bergse Bos geplaatst.
Ter zitting hebben de Raad, de GI en de ouders verklaard dat zij er vertrouwen in hebben dat [naam kind] weer thuis geplaatst kan worden. Daar komt bij dat [naam kind] graag naar huis wil. Hierbij houdt de kinderrechter er rekening mee dat de gedragswetenschapper [naam 3] in zijn verklaring van 14 april 2021 uitsluitend heeft ingestemd met een plaatsing van [naam kind] binnen de gesloten jeugdhulp voor de duur van vier weken. Gelet op deze verklaring en alle omstandigheden zoals uit het dossier en ter zitting gebleken, zal de kinderrechter de bij beschikking van 7 april 2021 verleende voorlopige ondertoezichtstelling van [naam kind] in stand laten, de bij beschikking van 7 april 2021 verleende machtiging gesloten jeugdhulp betreffende de minderjarige [naam kind] tot 15 april 2021 bekrachtigen, de bij beschikking van
7 april 2021 verleende machtiging gesloten jeugdhulp betreffende de minderjarige [naam kind] met ingang van 16 april 2021 tot 5 mei 2021 opheffen en het meer of anders verzochte afwijzen.
Het is van belang om in het kader van de voorlopige ondertoezichtstelling, of vervolgens in het vrijwillig kader, hulpverlening in te zetten, zodat [naam kind] gaat leren om op een andere en veilige manier met haar emoties en problemen om te gaan. Verder is het ook van belang dat de sociale problemen die zij op school ervaart worden opgelost voordat zij weer terug gaat naar school.

De beslissing

De kinderrechter:
laat de bij beschikking van 7 april 2021 verleende voorlopige ondertoezichtstelling van [naam kind] in stand;
bekrachtigt de bij beschikking van 7 april 2021 verleende machtiging gesloten jeugdhulp betreffende de minderjarige [naam kind] tot 15 april 2021;
heft op de bij beschikking van 7 april 2021 verleende machtiging gesloten jeugdhulp betreffende de minderjarige [naam kind] met ingang van 16 april 2021 tot 5 mei 2021;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2021 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 april 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.