In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 maart 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot het gezamenlijk gezag over een minderjarige en de regeling van de zorg- en opvoedingstaken. De man en de vrouw, die de ouders zijn van de minderjarige, hebben een affectieve relatie gehad en zijn nu in een juridische procedure verwikkeld. De vrouw heeft van rechtswege het ouderlijk gezag over de minderjarige, terwijl de man de minderjarige heeft erkend. De man verzoekt de rechtbank om hem samen met de vrouw te belasten met het gezag over de minderjarige. De vrouw verzet zich hiertegen, maar de rechtbank oordeelt dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. De rechtbank wijst het verzoek van de man toe, omdat het in het belang van de minderjarige is dat zij contact kan hebben met beide ouders zonder zorgen.
Daarnaast heeft de rechtbank ook een zorgregeling vastgesteld. De man verzoekt om een regeling waarbij de minderjarige om de veertien dagen bij hem verblijft van vrijdag tot zondag en de helft van de schoolvakanties en feestdagen. De vrouw staat niet negatief tegenover omgang, maar heeft twijfels over de betrouwbaarheid van de man. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de ouders tot afspraken gekomen over het contactherstel en de zorgregeling, die door de rechtbank in de beschikking zijn opgenomen. De rechtbank heeft ook een kinderbijdrage vastgesteld die de man aan de vrouw zal betalen.
De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten gecompenseerd, zodat elke ouder zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. J.J. Klomp, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier S. Breeman.