ECLI:NL:RBROT:2021:3633

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
C/10/607704 / FA RK 20-8793
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek gezamenlijk gezag en regeling zorg- en opvoedingstaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 maart 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot het gezamenlijk gezag over een minderjarige en de regeling van de zorg- en opvoedingstaken. De man en de vrouw, die de ouders zijn van de minderjarige, hebben een affectieve relatie gehad en zijn nu in een juridische procedure verwikkeld. De vrouw heeft van rechtswege het ouderlijk gezag over de minderjarige, terwijl de man de minderjarige heeft erkend. De man verzoekt de rechtbank om hem samen met de vrouw te belasten met het gezag over de minderjarige. De vrouw verzet zich hiertegen, maar de rechtbank oordeelt dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. De rechtbank wijst het verzoek van de man toe, omdat het in het belang van de minderjarige is dat zij contact kan hebben met beide ouders zonder zorgen.

Daarnaast heeft de rechtbank ook een zorgregeling vastgesteld. De man verzoekt om een regeling waarbij de minderjarige om de veertien dagen bij hem verblijft van vrijdag tot zondag en de helft van de schoolvakanties en feestdagen. De vrouw staat niet negatief tegenover omgang, maar heeft twijfels over de betrouwbaarheid van de man. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de ouders tot afspraken gekomen over het contactherstel en de zorgregeling, die door de rechtbank in de beschikking zijn opgenomen. De rechtbank heeft ook een kinderbijdrage vastgesteld die de man aan de vrouw zal betalen.

De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten gecompenseerd, zodat elke ouder zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. J.J. Klomp, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier S. Breeman.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
zaaknummer / rekestnummer: C/10/607704 / FA RK 20-8793
Beschikking van 26 maart 2021 betreffende het ouderlijk gezag en de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dan wel de regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht
in de zaak van:
[naam man],
hierna te noemen de man,
wonende te [woonplaats man] ,
advocaat mr. E.W. van den Brink te Amsterdam,
t e g e n
[naam vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats vrouw] ,
advocaat mr. R.H. Bouwman te Amsterdam.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 12 november 2020;
  • het verweerschrift van de vrouw.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 19 februari 2021. Daarbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door L. van der Veen.

2..De vaststaande feiten

2.1.
De man en de vrouw hebben een affectieve relatie gehad. Zij zijn de ouders van de minderjarige:
[naam kind] , geboren op [geboortedatum kind] 2016 te [geboorteplaats kind] .
2.2.
De vrouw heeft van rechtswege het ouderlijk gezag over de minderjarige.
2.3.
De man heeft de minderjarige erkend.

3..De beoordeling

3.1.
Gezag
3.1.1.
De man verzoekt hem samen met de vrouw te belasten met het gezag over de minderjarige.
3.1.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
3.1.3.
Op grond van artikel 1:253c lid 1 BW kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten.
Indien de andere ouder met het gezamenlijk gezag niet instemt, wordt een dergelijk verzoek op grond van het tweede lid van genoemd wetsartikel slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of indien afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.1.4.
De man is de tot het gezag bevoegde ouder die nimmer het gezag gezamenlijk met de vrouw heeft uitgeoefend en de vrouw stemt met het gezamenlijk gezag niet in. De rechtbank wijst het verzoek dus slechts af als sprake is van voormelde risico of als dat anderszins in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Haar stelling dat hiervan sprake is, onderbouwt de vrouw onvoldoende, mede gelet op de betwisting door de man.
Weliswaar laat de communicatie tussen de ouders te wensen over en ontbreekt bij de vrouw op dit moment nog het vertrouwen in de man dat hij zich aan de omgangsafspraken houdt, maar daarmee is nog niet sprake van voormeld risico. Er komen namelijk geen feiten vast te staan waaruit volgt dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt. De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het weer starten van de omgang tussen de man en de minderjarige, en hebben daarover voorlopige afspraken kunnen maken. Ook hebben de ouders tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij het in het belang van de minderjarige achten dat hun onderlinge communicatie en hun ouderrelatie wordt verbeterd. Zij hebben dan ook ingestemd daarvoor gebruik te maken van het mediationtraject van de rechtbank.
De rechtbank betrekt ook in haar oordeel over voormeld risico dat de minderjarige klem en verloren raakt door het gezamenlijk gezag, dat er de komende jaren geen gezagsbeslissingen voor de minderjarige worden verwacht.
Verder komen er geen feiten vast te staan waaruit volgt dat afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Voor de ontwikkeling van de minderjarige is het belangrijk dat zij onbelast, zonder zorgen, contact kan hebben met zowel haar moeder als haar vader. Het kan daarbij helpen als de minderjarige ervaart dat haar contact met de ene ouder even goed mag zijn als met de andere ouder. De gelijkwaardigheid tussen ouders die ligt besloten in het gezamenlijk gezag draagt daar aan bij.
De rechtbank zal het verzoek van de man toewijzen.
3.2.
Zorgregeling
3.2.1.
De man verzoekt een regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: zorgregeling) vast te stellen waarbij de minderjarige bij hem verblijft een weekend per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot en met zondag 18.00 uur, en de helft van de schoolvakanties en de feestdagen. De man is bereid de minderjarige pp te halen en terug te brengen.
3.2.2.
De vrouw is niet tegen omgang tussen de man en de minderjarige en vindt het zelfs belangrijk dat de minderjarige contact heeft met haar vader en met hem een band kan opbouwen. Door eerdere ervaringen waarbij de man zich niet aan de omgangsafspraken heeft gehouden en de minderjarige teleurgesteld werd, heeft de vrouw nog moeite de man er op te vertrouwen dat hij zich nu wel aan de omgangsafspraken gaat houden.
3.2.3.
De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling afspraken gemaakt over het contactherstel tussen de man en de minderjarige, en over een opbouwende regeling voor de komende periode. De minderjarige kan zo rustig aan de man en de nieuwe situatie wennen. De rechtbank zal de regeling die de ouders zijn overeengekomen in de beschikking opnemen. Het staat de ouders ten alle tijde vrij daar in onderling overleg van af te wijken.
De ouders hebben tevens afgesproken:
  • dat bij het eerste bezoekmoment de nieuwe partner van de man meekomt, zodat zij met elkaar kunnen kennismaken,
  • dat de man via Facetime zijn nieuwe gezin en de woonsituatie aldaar aan de vrouw laat zien, en
  • dat de man voor de vrouw telefonisch bereikbaar is als de minderjarige bij de man verblijft.
3.2.4.
Tenslotte zijn de ouders overeengekomen dat zij met de mediator het verloop van de zorgregeling zullen bespreken en nadere afspraken zullen maken over de verdere uitbreiding van de zorgregeling, waarbij de door de man verzochte regeling het einddoel is (zie 3.2.1.).
3.3.
Kinderbijdrage
3.3.1.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn de ouders het eens geworden over de kinderbijdrage die de man aan de vrouw zal betalen, en om die vast te leggen in de beschikking. De rechtbank zal wat de ouders zijn overeengekomen in de beschikking opnemen.
3.4.
Proceskosten
3.4.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de ouders de eigen kosten draagt.

4..De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt het ouderlijk gezag over de minderjarige in die zin, dat de man en de vrouw dit gezag over de minderjarige vanaf de datum van deze beschikking gezamenlijk uitoefenen;
4.2.
neemt op de onderlinge regeling die de ouders over de zorgregeling hebben getroffen, te weten:
- de man heeft elke woensdagmiddag via Facetime contact met de minderjarige op een door de ouders in onderling overleg te bepalen tijdstip;
- de minderjarige verblijft eenmaal per veertien dagen bij de man als volgt:
eerst op:
  • zaterdag 3 april 2021
  • zaterdag 17 april 2021
  • zaterdag 1 mei 2021
  • zaterdag 15 mei 2021
  • waarbij de man de minderjarige om 12.00 uur ophaalt bij de vrouw en haar dezelfde dag om 18.00 uur terug heeft gebracht bij de vrouw;
dan op:
  • zaterdag 29 mei 2021
  • zaterdag 12 juni 2021
  • zaterdag 26 juni 2021
  • zaterdag 10 juli 2021
  • waarbij de man de minderjarige om 10.00 uur ophaalt bij de vrouw en haar dezelfde dag om 19.00 uur terug heeft gebracht bij de vrouw;
en vervolgens van:
  • vrijdag 23 juli 2021 tot zaterdag 24 juli 2021
  • vrijdag 6 augustus 2021 tot zaterdag 7 augustus 2021
  • waarbij de man de minderjarige op vrijdag om 18.00 uur ophaalt bij de vrouw en haar op zaterdag om 19.00 uur terug heeft gebracht bij de vrouw;
De ouders gaan voor de verdere uitbreiding van de zorgregeling gedurende de mediation met elkaar in overleg, waarbij het einddoel is dat de minderjarige een weekend per veertien dagen bij de man verblijft van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur en de helft van de schoolvakanties en de feestdagen;
4.3.
neemt op de onderlinge regeling die de ouders over de kinderbijdrage hebben getroffen, te weten dat de man aan de vrouw met ingang van vandaag als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, voor de toekomstige termijnen steeds bij vooruitbetaling, zal voldoen € 80,- per maand;
4.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere ouder de eigen kosten draagt;
4.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Klomp, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier S. Breeman op 26 maart 2021.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.