ECLI:NL:RBROT:2021:3645

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
KTN-8770129_23042021
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen in het kader van juridische dienstverlening

In deze zaak vordert eiser, die in persoon procedeert, betaling van onbetaalde facturen door gedaagde, eveneens procederend in persoon. De vordering betreft een totaalbedrag van € 16.520,62, dat eiser stelt te zijn verschuldigd voor juridische diensten die hij aan gedaagde heeft verleend op basis van een overeenkomst van opdracht. Eiser heeft diverse facturen verzonden voor zijn diensten, maar gedaagde heeft deze facturen betwist en stelt dat hij geen betalingsherinneringen heeft ontvangen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 28 augustus 2020, gevolgd door verschillende processtukken en een mondelinge behandeling.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde de verschuldigde bedragen niet heeft voldaan en dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij de facturen heeft betaald. Gedaagde heeft ook aangevoerd dat hij is overgestapt naar een andere advocaat en dat deze advocaat hem had verteld dat er geen openstaande facturen meer waren. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat gedaagde niet heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk is overgestapt naar een andere advocaat en dat hij geen bewijs heeft geleverd voor zijn beweringen.

De kantonrechter heeft de vordering van eiser toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak is gedaan op 18 februari 2021 door de kantonrechter in Dordrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8770129 CV EXPL 20-4517
uitspraak: 18 februari 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats eiser] ,
kantoorhoudende te [plaatsnaam] ,
eiser,
die procedeert in persoon,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 28 augustus 2020, met producties;
het herstelexploot van 15 september 2020
de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde] , met producties;
de conclusie van repliek, met producties;
de aantekeningen van de griffier van de mondelinge reactie van [gedaagde] .
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
[eiser] heeft als advocaat aan [gedaagde] juridische bijstand verleend uit hoofde van een overeenkomst van opdracht. [eiser] heeft de volgende opdrachtbevestigingen aan [gedaagde] verzonden:
  • opdrachtbevestiging 9 januari 2015 voor beëindiging samenleving;
  • opdrachtbevestiging 16 maart 2015 voor vordering wederpartij € 5.000,-;
  • opdrachtbevestiging 13 april 2015 voor beëindiging arbeidsovereenkomst;
  • opdrachtbevestiging 17 juni 2015 voor kinderbijdrage;
  • opdrachtbevestiging 25 januari 2016 voor hoger beroep vordering wederpartij € 5.000,-.
2.3
Voor de juridische diensten in 2015 is een honorarium van € 199,75 per uur in rekening gebracht en in 2016 € 202,50 per uur exclusief 5% kantoorkosten, btw (thans 21%) en verschotten.
2.4
[eiser] heeft [gedaagde] de navolgende facturen toegezonden voor de juridische bijstand:
  • factuur d.d. 5 februari 2015, betreft beëindiging samenleving ad € 862,86;
  • factuur d.d. 27 april 2015, betreft vordering wederpartij ad € 1.192,78;
  • factuur d.d. 17 september 2015, betreft verweer kinderbijdrage ad € 1.040,52;
  • factuur d.d. 14 oktober 2015, betreft verweer kinderbijdrage ad € 285,-;
  • factuur d.d. 8 april 2016, betreft beëindiging arbeidsovereenkomst ad € 862,86;
  • factuur d.d.14 april 2016, betreft hoger beroep vordering wederpartij ad € 314,-;
  • factuur d.d. 16 oktober 2016, betreft verweer kinderbijdrage ad € 2.999,18;
  • factuur d.d. 2 november 2017, betreft vordering wederpartij ad € 1.497,33;
  • factuur d.d. 22 mei 2018, betreft beëindiging samenleving ad € 2.233,29;
  • factuur d.d. 20 juli 2018, betreft beëindiging samenleving ad € 2.084,16;
  • factuur d.d. 11 september 2018, betreft hoger beroep vordering wederpartij ad € 1.878,11;
  • factuur d.d. 30 oktober 2018, betreft hoger beroep vordering wederpartij ad € 2.161,12;
  • factuur d.d. 29 januari 2019, betreft hoger beroep vordering wederpartij ad € 2.010,57.

3..Het geschil

3.1
[eiser] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld:
I. om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 16.560,62 te betalen;
II. om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting de wettelijke rente te betalen over de bedragen van de openstaande declaraties vanaf de datum van opeisbaarheid, tot aan de dag van algehele voldoening;
III. tot betaling van de proceskosten en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2
[eiser] legt nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht voor juridische dienstverlening aan zijn vordering ten grondslag. De facturen zijn tot een bedrag € 16.560,62 onbetaald gelaten ondanks meerdere betalingsverzoeken door [eiser] .
3.3
[gedaagde] heeft tot afwijzing van de vordering geconcludeerd en voert aan dat hij op 3 februari 2017 is overgestapt naar een andere advocaat. [gedaagde] betwist de verschuldigdheid van de gevorderde facturen. Hij heeft alle facturen van [eiser] betaald. [gedaagde] voert aan dat hij tot aan de dagvaarding geen betalingsherinnering van [eiser] heeft ontvangen. Op het adres [adres] woont zijn vader. [gedaagde] is in februari 2020 verhuisd.

4..De beoordeling

4.1
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat hij de aan [eiser] verschuldigde facturen heeft voldaan. Ter onderbouwing daarvan heeft hij bankafschriften overgelegd. [eiser] heeft in reactie hierop toegelicht dat hij alle betalingen van [gedaagde] , minus de betalingen die dubbel zijn overgelegd, met de betalingsachterstand heeft verrekend waarna er nog een bedrag van € 16.520,62 aan hoofdsom resteert. Door [gedaagde] is verder niet gesteld noch is anderszins gebleken dat hij de openstaande facturen heeft voldaan. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
4.2
De kantonrechter begrijpt voorts dat [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat hij de facturen niet verschuldigd is, omdat hij uit onvrede over de diensten van [eiser] op 3 februari 2017 is overgestapt naar een andere advocaat en dat die advocaat van [eiser] had vernomen dat er geen facturen meer open stonden.. [eiser] stelt daarentegen dat hij geen bericht heeft ontvangen van een andere advocaat die zijn dienstverlening aan [gedaagde] heeft overgenomen en dat hij ook in 2017 juridische diensten voor [gedaagde] heeft verricht. Gelet op de betwisting van [eiser] had het op de weg van [gedaagde] gelegen om feiten en omstandigheden aan te dragen waaruit opgemaakt kan worden dat [eiser] na januari 2017 geen juridische diensten meer voor hem heeft verricht vanwege zijn overstap en dat zijn nieuwe advocaat van [eiser] had vernomen dat alle facturen van [eiser] waren voldaan. [gedaagde] heeft zijn stelling echter met geen enkel bewijsstuk onderbouwd, zodat de kantonrechter niet kan vaststellen dat [gedaagde] daadwerkelijk is overgestapt naar een andere advocaat. Onder deze omstandigheden moet aan deze onvoldoende onderbouwde stelling dan ook voorbij worden gegaan.
4.3
Voor zover [gedaagde] zich erop beroept dat hij de facturen niet verschuldigd is doordat hij geen facturen en betalingsherinneringen heeft ontvangen, gaat dit niet op. [eiser] heeft in zijn conclusie van repliek gesteld dat alle brieven zijn verzonden naar het door [gedaagde] opgegeven adres. Het is de verantwoordelijkheid van [gedaagde] om bij een verhuizing zijn nieuwe adres door te geven. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] aan [eiser] zijn nieuwe adres heeft doorgegeven. Dit betekent dat [gedaagde] het aan zichzelf te wijten heeft dat hij niet op de hoogte was van facturen en aanmaningen. Overigens valt op dat uit de door [eiser] overgelegde uitdraai van de BRP volgt dat [gedaagde] op 18 oktober 2019 nog stond ingeschreven op het adres [adres] waar op 11 april 2017, 20 juni 2017, 11 juli 2017 en 25 juni 2019 betalingsherinneringen naartoe zijn gestuurd. De stelling van [gedaagde] dat zijn vader daar woont, maakt het voorgaande niet anders.
4.4
Nu uit hetgeen door [gedaagde] is aangevoerd en/of overgelegd niet kan worden afgeleid dat hij de door [eiser] gevorderde facturen heeft voldaan, zal worden uitgegaan van de juistheid van de stellingen van [eiser] en ligt het gevorderde bedrag van € 16.5260,62 voor toewijzing gereed.
4.5
De gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen, nu daartegen geen nader verweer is gevoerd.
4.6
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Aan [eiser] komt echter geen salaris voor de gemachtigde toe, nu hij voor zichzelf optreedt.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] te betalen een bedrag van € 16.520,62 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dat bedrag vanaf de respectieve data van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 499,- aan griffierecht en € 86,85 aan dagvaardingskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW, ingaande 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
en indien [gedaagde] niet binnen 14 dagen na vandaag vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met € 124,- aan salaris, en een bedrag van € 68,00 aan betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
35789