Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
staatssecretaris van Financiën, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
- die werkzaamheden het gehele bereik, in casu de fasen 1 tot en met 3, van de hogere groepsfunctie betreffen;
- met het uitvoeren van de werkzaamheden die behoren tot de fasen 2 en 3 van de hogere groepsfunctie ten minste 50% van de werktijd van de groepsfunctionaris is gemoeid;
- de wijze van functioneren zich niet tegen het toekennen van de hogere salarisschaal verzet.
- CbCr (Country by Country reporting)-plicht;
- Aanwezigheid van complexe (internationale) fiscale structuren(bijvoorbeeld IP-stalling) c.q. toepassing complicerende fiscale wetgeving (bijzonder regime);
- Complexe vennootschapsbelastingproblematiek zoals: vestigingsplaatsproblematiek, hybride entiteiten in concern, vennootschappen in laag belaste jurisdicties, aanwezigheid van captives, onzakelijke financiering, besmet kapitaal dividendbelasting, rente aftrekbeperkingen, transfer pricing discussies etc.;
- Complexe fiscale problematiek overige middelen zoals: managementparticipaties, internationale problematiek inkomstenbelasting, woonplaatsdiscussies etc.;
- Nederlandse of buitenlandse beursnotering;
- Aanwezigheid en invloed buitenlandse moedermaatschappij, inclusief mate van internationale activiteiten;
- Bepaalde branches die complexe fiscale problematiek herbergen;
- De aanwezigheid van een stafafdeling tax en/of internal control; en
- De regelmatige toepasbaarheid van verplichte ruling-uitwisseling.
Het punt waarop het motiveringsgebrek ziet, is al sinds eisers verzoek om functiewaardering een discussiepunt en tot op heden is daarop geen inzichtelijk antwoord van verweerder gekomen. Verweerder zal in een nieuw besluit inzichtelijk moeten maken aan welke criteria een F- dan wel een I-functie moet voldoen. Ook biedt dit partijen de gelegenheid om alsnog in overleg tot een goede oplossing van dit geschil te komen. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van drie maanden.
Eiser heeft daarom wel verzocht en hij werd ook bijgestaan door zijn echtgenote, [naam echtgenote eiser] , maar niet is gebleken dat zij als derde beroepsmatig rechtsbijstand heeft verleend.
Verder heeft eiser geen kosten genoemd die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen drie maanden na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 178,00 vergoedt.