ECLI:NL:RBROT:2021:3705

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
26 april 2021
Zaaknummer
598935 / HA ZA 20-605
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen in burenruzie wegens verkeerde dagvaarding en onvoldoende onderbouwing

In deze zaak, die zich afspeelt in Rotterdam, hebben eisers hun buurman gedagvaard in plaats van de buurvrouw, die volgens hen hinderlijk, agressief en intimiderend gedrag vertoont. De rechtbank oordeelt dat de verkeerde persoon is gedagvaard, waardoor de vordering in conventie wordt afgewezen. De eisers vorderen dat het hinderlijke gedrag van de buurvrouw wordt verboden en dat zij schadevergoeding ontvangen van minimaal € 4.500,-. De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding niet correct is, aangezien de buurvrouw niet als gedaagde is genoemd, maar haar echtgenoot. Dit leidt tot de afwijzing van de vordering in conventie.

In reconventie vordert een van de eisers, [naam eiser 3], dat de buren een bouwwerk in hun tuin deblokkeren, omdat dit de ventilatieroosters in zijn schuur afsluit, wat leidt tot schimmelvorming. De rechtbank oordeelt dat [naam eiser 3] onvoldoende heeft aangetoond dat de buren onrechtmatig handelen door het bouwen van de schuur. De rechtbank wijst de reconventionele vordering af, omdat niet is aangetoond dat de ventilatieroosters zich op een onrechtmatige plaats bevinden of dat de buren zich niet aan de bouwvoorschriften houden. Beide partijen worden veroordeeld in de proceskosten, waarbij de rechtbank de kosten aan de zijde van de gedaagden in conventie en de verweerders in reconventie vaststelt op respectievelijk € 2.344,50 en € 1.126,-.

Het vonnis is uitgesproken door mr. dr. P.G.J. van den Berg op 21 april 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: 598935 / HA ZA 20-605
Vonnis van 21 april 2021
in de zaak van

1..[naam eiser 1] en,

2.
[naam eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats eisers] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaten mrs. G.J. de Jongste en V.C.T. Verkroost te Rotterdam.
Partijen worden hierna (gezamenlijk) “ [eisers] ” en [naam gedaagde] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 juni 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de ten behoeve van de mondelinge behandeling door [eisers] toegezonden usb-stick;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 3 november 2020;
  • de akte na de mondelinge behandeling van [eisers] , met producties;
  • de akte na de mondelinge behandeling van [naam gedaagde] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 november 2020. [eisers] zijn verschenen, vergezeld van mr. Rhijnsburger. [naam gedaagde] is eveneens verschenen, vergezeld van mrs. De Jongste en Verkroost, alsmede zijn echtgenote [naam 1] en haar broer [naam 2] . Tevens is verschenen [naam 3] , wijkagent.
1.3.
De datum van dit vonnis is nader bepaald op heden.

2..Het geschil in conventie en de beoordeling daarvan

2.1.
Het betreft een slepende burenruzie. [eisers] leggen aan hun vordering ten grondslag, samengevat, dat hun buurvrouw [naam 1] jegens hen op vele manieren hinderlijk, agressief en intimiderend en daardoor onrechtmatig gedrag vertoont. Zij vorderen dat dit gedrag op verbeurte van dwangsommen verboden wordt. Tevens stellen zij dat zij door dit gedrag materiële en immateriële schade tot een bedrag van minimaal € 4.500,- hebben geleden, waarvan zij vergoeding vorderen.
2.2.
[naam gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eisers] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten. Hij heeft daartoe in de eerste plaats betoogd dat de verkeerde persoon is gedagvaard. De rechtbank kan de dagvaarding inderdaad niet anders lezen dan dat niet buurvrouw [naam 1] is gedagvaard – nog vermeld als “ [naam 4] ” op de door [eisers] bij hun akte overgelegde eerste pagina van de concept-dagvaarding – maar haar echtgenoot, buurman [naam gedaagde] . Daarbij neemt de rechtbank nog in aanmerking dat geen verwarring van de eigen naam en de naam van de echtgenoot van [naam 1] aan de orde kan zijn, vanwege de verschillende voorletters: [naam 1] wordt in de conclusie van antwoord in conventie aangeduid als “ [naam 5] ” en in de door [eisers] bij hun akte overgelegde eigendomsinformatie uit het kadaster als “ [naam 6] ”. Gelet op het belang van de rechtszekerheid wie als gedaagde – gedagvaarde – partij heeft te gelden, wordt het voorgaande niet anders door de omstandigheid dat de deurwaarder op de dagvaarding heeft vermeld dat afschrift van het exploot van dagvaarding is gelaten aan “haar in persoon”.
2.3.
Hoewel procedureel allesbehalve praktisch en efficiënt, kan daarom in de onderhavige procedure niet anders worden geoordeeld dan dat de vordering in conventie tegen [naam gedaagde] moet worden afgewezen. [eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten aan de zijde van [naam gedaagde] , begroot op € 937,- aan griffierecht en € 1.407,50 (2,5 punten, voor conclusie van antwoord in conventie, zitting en akte na zitting, à € 563,- per punt) aan salaris voor de advocaat.

3..Het geschil in reconventie en de beoordeling daarvan

3.1.
[naam eiser 3] stelt dat [verweerders] in hun tuin een bouwwerk hebben gerealiseerd waardoor ventilatieroosters in de schuur in de tuin van [naam eiser 3] worden afgesloten. Als gevolg daarvan kan in die schuur niet geventileerd worden en ontstaat schimmelvorming. [naam eiser 3] vordert veroordeling van [verweerders] tot het deblokkering van de ventilatieroosters, althans het goed omleiden daarvan, op verbeurte van een dwangsom.
3.2.
[verweerders] hebben geconcludeerd tot afwijzing van deze vorderingen, met veroordeling van [naam eiser 3] in de proceskosten. Zij hebben de vorderingen gemotiveerd betwist, onder overlegging ter zitting van een e-mailbericht van 7 september 2018 van een inspecteur bouw- en woningtoezicht, oorspronkelijk gericht aan [naam 1] ( [e-mailadres] ), inhoudende dat [naam 7] voldoet aan de eisen van vergunningsvrij bouwen en dat “besproken is dat de ventilatieroosters van uw berging niet worden afgesloten”. [verweerders] hebben daar ter zitting nog aan toegevoegd dat deze inspecteur heeft gezegd “dat we het dicht mochten zetten, omdat het op onze grond stond. Maar om de buren tegemoet te komen zei hij laat er 4 cm tussen” en ook “dat een lat van 4 cm ertussen voldoende is”. [verweerders] hebben tevens aangevoerd dat door het gezin van [naam eiser 3] vaak in de schuur wordt gekookt en met name gefrituurd, waarbij de frituur- en kookluchten worden afgevoerd in de tuin van [verweerders] , wat echter onrechtmatig is: de frituur- en kookluchten zouden via een afvoerpijp op het dak moeten worden afgevoerd.
3.3.
De rechtbank constateert dat [naam eiser 3] in de conclusie van eis in reconventie niet heeft toegelicht welke rechtsnorm [verweerders] door de bouw van de schuur nabij de ventilatieroosters hebben geschonden. Als veronderstellenderwijze wordt aangenomen dat de ventilatieroosters worden geblokkeerd, betekent dit nog niet dat onrechtmatig wordt gehandeld. Daarbij is van belang dat ieder der eigenaren van aangrenzende erven op grond van artikel 5:49, eerste lid, BW in beginsel te allen tijde kan vorderen dat de andere eigenaar ertoe meewerkt dat op de grens van de erven een scheidsmuur van twee meter hoogte wordt opgericht. Tevens is het, mede gelet op de bepaling in artikel 5:37 BW over onder meer het onrechtmatig toebrengen van hinder aan buren door het verspreiden van stank, rook of gassen, niet duidelijk – maar kan in dit geschil onbesproken blijven – of die ventilatieroosters zich op die plaats mogen bevinden als daardoor frituur- en kookluchten direct in de tuin van [verweerders] worden afgevoerd. Zijdens [naam eiser 3] zijn voorts de onder 3.2 vermelde stellingen inzake de bevindingen van de inspecteur bouw- en woningtoezicht niet weersproken en in het bijzonder niet dat vanuit het oogpunt van bouw- en woningtoezicht in elk geval een gehanteerde ruimte van 4 cm voldoende is om de buren tegemoet te komen.
3.4.
Gelet op het voorgaande is zijdens [naam eiser 3] onvoldoende gesteld om de reconventionele vordering te kunnen dragen, zodat deze moet worden afgewezen. [naam eiser 3] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten aan de zijde van [verweerders] , in reconventie begroot op € 1.126,- aan salaris voor de advocaat (2 punten, voor conclusie van antwoord in reconventie en zitting, bij een zelfstandige reconventionele vordering à € 563,-).

4..De beslissing

De rechtbank
in conventie
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [naam gedaagde] bepaald op € 937,- aan griffierecht en € 1.407,50 aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [naam eiser 3] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] bepaald op € 1.126,- aan salaris voor de advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. P.G.J. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2021.
337