ECLI:NL:RBROT:2021:3712
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot beëindiging schuldsaneringsregeling op grond van artikel 354a Faillissementswet
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares, die zich had aangemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen op grond van artikel 354a van de Faillissementswet (Fw). De schuldenares had verklaard dat zij aan alle verplichtingen had voldaan en dat zij een inkomen genoot dat lager was dan het vrij te laten bedrag. Tevens had zij een netto uitkering van € 750,- ontvangen van de Belastingdienst in het kader van de toeslagenaffaire, en er was een mogelijkheid dat zij recht had op een compensatie/schadevergoeding van minimaal € 30.000,-.
De rechtbank overwoog dat de schuldsaneringsregeling niet kon worden beëindigd omdat niet was voldaan aan het uitgangspunt dat alle bekende baten waren gerealiseerd en er redelijkerwijs geen baten meer te verwachten waren. De rechtbank benadrukte dat indien de regeling zou worden beëindigd zonder verificatievergadering, eventuele (nagekomen) baten niet in de boedel konden worden gerealiseerd, waardoor crediteuren niet zouden kunnen profiteren van een eventuele compensatie.
De rechtbank concludeerde dat de schuldsaneringsregeling niet in aanmerking kwam voor beëindiging op grond van artikel 354a Fw en wees het verzoek af. De uitspraak werd gedaan door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van A. Vervoorn, griffier, in het openbaar uitgesproken op 2 april 2021.