ECLI:NL:RBROT:2021:3773

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
C/10/613466 / JE RK 21-410
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 april 2021 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond om de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] momenteel verblijft in een crisispleeggezin en dat een terugplaatsing bij de moeder of de vader op dit moment niet aan de orde is. De moeder heeft erkend dat het in het belang van [naam kind] is om zo snel mogelijk op een stabiele plek te komen, terwijl de vader zich recent positief heeft opgesteld ten opzichte van de zorg voor [naam kind].

De kinderrechter heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen, waaronder eerdere beschikkingen en rapportages van de GI. De kinderrechter concludeert dat het noodzakelijk is om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat [naam kind] al veel wisselingen van woonplekken heeft meegemaakt en het in zijn belang is om in een stabiel en perspectief biedend pleeggezin te verblijven. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er nog veel onzekerheden zijn over de opvoedvaardigheden van de vader en dat het niet in het belang van [naam kind] is om nog langer in onzekerheid te verblijven over waar hij mag opgroeien.

De beslissing van de kinderrechter is dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] wordt verlengd tot 14 april 2022, en dat de beslissing uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen de daarvoor gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/613466 / JE RK 21-410
Datum uitspraak: 13 april 2021
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

locatie Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2019 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen: [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Nentjes te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 31 maart 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de briefrapportage met bijlagen van de GI van 12 april 2021;
  • het e-mailbericht met bijlage van de advocaat van de moeder van 12 april 2021;
  • het zorgplan, ingediend door de GI op 13 april 2021;
Op 13 april 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat voornoemd;
  • een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 1] en [naam 2] ;
Als informanten zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.B. Peters;
  • een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 3] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang tot de zitting verleend aan [naam 4] , de pleegmoeder van de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verblijft in in een crisispleeggezin.
Bij beschikking van 31 maart 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 14 april 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 1 oktober 2020 de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 14 april 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI heeft in de briefrapportage van 12 april 2021 en ter zitting het volgende toegelicht.
[naam kind] heeft al veel wisselingen van woonplekken meegemaakt in zijn jonge leven. Hij zit nog steeds niet op de juiste plek. In het Babyhuis is duidelijk geworden dat [naam kind] niet bij de moeder kan opgroeien. Hier werd gezien dat de moeder onvoldoende van de hulp kon profiteren en dat het haar onvoldoende lukte om [naam kind] de zorg te bieden die hij nodig heeft om zich positief te kunnen ontwikkelen. De moeder was gedurende het traject vooral bezig met het redden van de relatie met de vader, wat ten koste is gegaan van de zorg voor [naam kind] . De vader is nooit als potentiële opvoeder van [naam kind] aangemerkt, omdat hij onvoldoende betrokken is geweest bij de zorg van [naam kind] . De GI heeft geprobeerd de vader bij het traject in het Babyhuis te betrekken, maar de vader kwam niet altijd opdagen. De vader heeft ook nadat de relatie tussen de ouders was beëindigd nog de kans gekregen om langs te komen bij het Babyhuis voor [naam kind] , maar hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Sinds november 2020 laat de vader een andere, positieve houding zien. Om die reden zijn er begeleide omgangsmomenten tussen [naam kind] en de vader opgestart. De vader heeft nu de wens om samen met zijn (huidige) vriendin de volledige zorg en opvoeding voor [naam kind] op zich te nemen. De GI vraagt zich hierbij of de vader zich voldoende bewust is van het feit dat [naam kind] extra zorg en aandacht nodig heeft. [naam kind] loopt nog achter in zijn groeicurve en heeft problemen met eten. Daarnaast ziet de GI zorgen in de samenwerking tussen de vader en de moeder. Het is in het belang van [naam kind] dat zijn toekomstige opvoeder het contact met zijn beide ouders kan stimuleren. Verder is er op dit moment nog onvoldoende zicht verkregen op de opvoedvaardigheden van de vader en zijn vriendin. Met een verhoging van de bezoekfrequenties en de inzet van opvoedondersteuning zou onderzocht kunnen worden of de vader een betrouwbare factor in het leven van [naam kind] kan zijn. Al met al handhaaft de GI het verzoek om de machtiging uithuisplaatsing voor de duur van een jaar te verlengen, eventueel met aanhouding van acht maanden. In het laatste geval kan er nader onderzoek gedaan worden naar bovengenoemde zorgpunten en kan het perspectief van [naam kind] verder bepaald worden. [naam kind] kan tot die tijd in het huidige pleeggezin verblijven.

Het standpunt van de belanghebbende

Door en namens de moeder is ter zitting verzocht om het verzoek van de GI voor de volledig gevraagde duur van een jaar toe te wijzen. Ter onderbouwing hiervan is het volgende aangevoerd.
Hoewel de moeder het liefst zelf de zorg en opvoeding van [naam kind] op zich neemt, is het haar gelukt om over haar eigen belang en verlangen heen te stappen. Zij ziet in dat [naam kind] niet bij haar kan wonen. [naam kind] heeft al veel meegemaakt en het is in zijn belang dat hij zo snel mogelijk op een goede, stabiele plek terecht komt waar hij zich kan hechten en waar wordt voorzien in zijn hulpvraag en zorgbehoeftes. Het is niet in het belang van [naam kind] dat hij nog vier maanden langer in het huidige, tijdelijke pleeggezin verblijft in afwachting van het perspectiefonderzoek. Hij zal zich dan nog meer gaan hechten aan het huidige pleeggezin. De schade zal dan groter zijn wanneer hij weer naar een andere plek moet. De moeder heeft zich altijd ingezet om de vader te betrekken bij de zorg voor [naam kind] . De vader heeft de moeder en [naam kind] laten zitten. Het is niet in het belang van [naam kind] om de definitieve beslissing over zijn perspectief vooruit te schuiven, omdat bij de vader op een ongelukkig moment de wens is ontstaan om de zorg en opvoeding van [naam kind] op zich te nemen en hij een verzoek daartoe heeft ingediend bij de rechtbank. Bovendien maakt de moeder zich zorgen over een plaatsing van [naam kind] bij de vader, omdat zij niet op een normale manier met de vader kan communiceren.

Het standpunt van de informanten

Door en namens de vader is ter zitting het volgende naar voren gebracht. De vader is het eens met de GI dat er onderzoek moet worden gedaan naar een verblijf van [naam kind] bij hem. Nu bekend is dat de vader de biologische vader is van [naam kind] , wil de vader een rol gaan spelen in het leven van [naam kind] . De vader is van mening dat het perspectief van [naam kind] bij hem ligt, omdat de vader bij zichzelf mogelijkheden ziet om [naam kind] op de voeden. De vader heeft een stabiele situatie en is in staat om de verantwoordelijkheden voor de zorg van [naam kind] op zich te nemen. Als er extra ondersteuning nodig is dan staat hij daarvoor open. In het kader van de ondertoezichtstelling kan de jeugdbeschermer een plan van aanpak met de vader opstellen. Bezien moet worden wat er nodig is om te laten zien dat de vader samen met zijn partner [naam kind] kan opvoeden. De vader heeft daarin al de eerste stap gezet, te weten het indienen van een verzoekschrift afstamming, gezag en omgang en verblijfplaats bij de rechtbank.
De Raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat het raadsonderzoek in maart 2020 is afgerond. Toen werd al gesproken over de aanvaardbare termijn die bijna verstreken was. De vader is vervolgens gedurende het gehele traject bij het Babyhuis niet betrokken geweest. De Raad ziet veel zorgen als [naam kind] bij de vader wordt geplaatst. De vader stelt dat hij een stabiele relatie heeft, maar die relatie is nog wel heel pril. Er is geen enkel zicht op die relatie. Daarnaast zijn er nog veel spanningen tussen de ouders. [naam kind] is gebaat bij rust en een duidelijk perspectief. [naam kind] moet daarom worden overgeplaatst naar een pleeggezin waar hij langdurig kan verblijven en zich kan hechten. De moeder en de vader moeten een belangrijke rol blijven spelen in het leven van [naam kind] , vanuit een veilige en stabiele basis in een perspectief biedend pleeggezin.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is vast komen te staan dat [naam kind] in een crisispleeggezin verblijft en dat een (terug)plaatsing bij de moeder of de vader op dit moment niet aan de orde is. Op dit punt zijn alle betrokkenen het met elkaar eens. Een verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] is naar het oordeel van de kinderrechter dan ook noodzakelijk in het belang van zijn verzorging en opvoeding, zoals bedoeld in artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.
De vraag is voor welke duur de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] moet worden verlengd. De kinderrechter is het eens met de GI dat er een onderzoek moet plaatsvinden naar de rol van de vader in het leven van [naam kind] . Vanaf november 2020 heeft de vader zich immers, anders dan tot die tijd, positief opgesteld ten opzichte van omgang met en verzorging van [naam kind] . De vader heeft recent een procedure bij deze rechtbank, team Familie, aanhangig gemaakt in verband met afstamming, gezag en omgang en verblijfplaats. Tegelijkertijd is het in het belang van [naam kind] om op zo kort mogelijke termijn tot rust te kunnen komen binnen een stabiel en perspectief biedend (pleeg)gezin, waar hij zich veilig kan hechten. [naam kind] heeft al veel wisselingen van woonplekken meegemaakt in zijn jonge leven. Een langer verblijf in het huidige crisispleeggezin zou betekenen dat [naam kind] zich nog meer zou hechten aan zijn huidige pleegouders, terwijl vaststaat dat hij hier niet verder zal opgroeien. Dit is zeer schadelijk en niet in het belang van zijn ontwikkeling.
De kinderrechter ziet geen redenen om de duur van de machtiging te beperken tot, zoals door de GI genoemd, vier maanden en het overig verzochte deel aan te houden. Gebleken is dat de vader tot november 2020 zeer wisselend en niet altijd op een positieve wijze betrokken is geweest in het leven van [naam kind] . Er bestaan nog te veel onzekerheden over de opvoedvaardigheden van de vader, de ontwikkelingen in het contact tussen [naam kind] en de vader en de consistente bereidheid van de vader om de zorg en opvoeding van [naam kind] volledig op zich te nemen. Het ligt daarnaast niet in de verwachting dat de door de vader gestarte gerechtelijke procedure binnen korte termijn zal zijn afgerond. De verwachting is dan ook niet dat [naam kind] over vier maanden bij de vader zou kunnen worden geplaatst. Het is daarom niet in het belang van [naam kind] om nog langer in onzekerheid te verblijven over waar hij mag opgroeien. De kinderrechter is van oordeel dat [naam kind] het minst in zijn hechting en ontwikkeling zal worden geschaad als hij nu in een stabiel en perspectief biedend pleeggezin wordt geplaatst. Vanuit deze stabiele plek kan de GI het onderzoek naar de rol van de vader in het leven van [naam kind] voortzetten.
Alles afwegende zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van een jaar.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 14 april 2022;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2021 door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.M.P. van de Kamp, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 20 april 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.