ECLI:NL:RBROT:2021:3837
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van vergunning voor particuliere beveiligingsorganisatie en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een particulier beveiligingsbedrijf, PDTM Security, en de Minister voor Rechtsbescherming. De eiser, eigenaar van PDTM Security, had op 2 april 2019 een aanvraag ingediend voor verlenging van zijn vergunning voor het in stand houden van zijn beveiligingsorganisatie. Deze aanvraag werd door de Minister op 4 oktober 2019 afgewezen, wat leidde tot een beroep van de eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. In een later besluit op 4 mei 2020 verklaarde de Minister het bezwaar ongegrond, maar herzag dit op 8 oktober 2020 en verleende de vergunning voor een jaar, tot 8 oktober 2021.
De rechtbank oordeelde dat de Minister in redelijkheid had kunnen besluiten om de vergunning voor een kortere periode te verlenen, omdat de eiser gedurende de looptijd van de vergunning geen beveiligingswerkzaamheden had verricht. De rechtbank stelde vast dat de eiser niet had betwist dat hij geen werkzaamheden had verricht en dat de Minister op basis van het advies van de korpschef had kunnen concluderen dat de regelmatige en volledige uitoefening van de beveiligingswerkzaamheden niet was gewaarborgd. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser tegen de bestreden besluiten ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen onrechtmatig besluit was genomen.
De rechtbank concludeerde dat er geen schending was van het zorgvuldigheidsbeginsel of het evenredigheidsbeginsel, en dat de Minister niet verplicht was om verder onderzoek te verrichten naar de omstandigheden van de eiser. De rechtbank wees ook op het feit dat de eiser eerder was gewaarschuwd dat hij gebruik moest maken van zijn vergunning. De uitspraak werd gedaan door mr. A.S. Flikweert, in aanwezigheid van griffier mr. F. van Ommeren.