ECLI:NL:RBROT:2021:3882

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
3 mei 2021
Zaaknummer
C/10/616148 / JE RK 21-833
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

Op 20 april 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De zaak is ingeleid door de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, die verzocht om een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van twaalf maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders, de stiefmoeder en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west aanwezig waren.

De feiten wijzen op een instabiele opvoedsituatie voor [voornaam minderjarige], die al eerder onder toezicht is gesteld en uit huis geplaatst. De ouders zijn in een voortdurende strijd verwikkeld, wat leidt tot emotionele instabiliteit bij [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] ernstig wordt bedreigd door de onvoorspelbare opvoedingsomgeving en de traumatische ervaringen die zij heeft meegemaakt. De ouders zijn niet in staat om de situatie te verbeteren, wat de noodzaak van gedwongen hulpverlening onderstreept.

De kinderrechter heeft besloten om [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west en haar te plaatsen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder. Deze beslissing is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige], met als doel haar tot rust te laten komen en de benodigde hulp en behandeling te bieden. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/616148 / JE RK 21-833
datum uitspraak: 20 april 2021

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2009 te [geboorteplaats minderjarige] ,

hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] , hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam stiefmoeder] , hierna te noemen de stiefmoeder, wonende te [woonplaats stiefmoeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van 31 maart 2021, ingekomen bij de griffie op 2 april 2021.
Op 20 april 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- de stiefmoeder,
- een vertegenwoordigster van de Raad, te weten mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, hierna de GI, te weten mw. [naam vertegenwoordigster 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] woont bij de vader en de stiefmoeder.

Het verzoek en het standpunt van de Raad

De Raad heeft een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige]
in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
Vanwege de instabiele opvoedsituatie is [voornaam minderjarige] al eerder onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst geweest. Zij heeft veel emotionele instabiliteit gekend en veel wisselingen van woonplekken meegemaakt. Zo heeft [voornaam minderjarige] bij de vader, bij de moeder en bij familie gewoond. Er ontstaat steeds strijd tussen de ouders maar ook tussen de moeder en de tante. Na onenigheid met tante heeft de moeder besloten om [voornaam minderjarige] bij de vader onder te brengen. Echter heeft de moeder vervolgens zorgen over de situatie bij de vader gemeld. [voornaam minderjarige] heeft als gevolg hiervan erge last van loyaliteitsproblemen.
Bovendien is bij [voornaam minderjarige] een reactieve hechtingsstoornis in de relatie met de moeder vastgesteld door GGZ Delfland.
Gisteren heeft school bij de Raad aangegeven dat er veel zorgen zijn over [voornaam minderjarige] . Zo zit zij nog meer klem dan voorheen en gaat zij gebukt onder de heftige strijd tussen de ouders. Ook neemt de moeder steeds contact op met school, veroorzaakt zij een hoop commotie en dient zij klachten in. Daardoor wordt [voornaam minderjarige] erg ongerust. Ook willen de ouders geen formulieren voor vervolgonderwijs voor [voornaam minderjarige] tekenen. Er is geen overeenstemming tussen de ouders over de plek waar [voornaam minderjarige] moet opgroeien. Het is van belang dat een neutraal persoon in de vorm van een jeugdbeschermer beslissingen voor [voornaam minderjarige] kan nemen. Enver heeft een plek voor haar in deze regio.

Het standpunt van de GI en belanghebbenden

De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund.
De moeder heeft zich ter zitting niet verzet tegen een ondertoezichtstelling. Wel heeft zij verklaard dat zij wil dat [voornaam minderjarige] weer bij haar komt wonen en in het weekend naar een gezinshuis gaat. Desgevraagd heeft de moeder aangegeven dat het klopt dat de zorg voor de kinderen drie jaar geleden teveel voor haar is geweest. In die periode was zij nog alleenstaande moeder. Nu is zij niet meer alleenstaand; zij woont niet samen, maar haar vriend woont bij haar in de straat.
De vader heeft zich ter zitting evenmin tegen een ondertoezichtstelling verzet. Hij is het er echter niet mee eens dat [voornaam minderjarige] naar een andere plek moet gaan. Ook heeft de vader moeite met de zorgen over de veiligheid bij hem thuis. De moeder is niet stabiel. [voornaam minderjarige] kan bij de vader en de stiefmoeder opgroeien.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er is sinds de geboorte van [voornaam minderjarige] strijd tussen haar ouders, waardoor [voornaam minderjarige] al lange tijd in een onstabiele en onvoorspelbare opvoedingsomgeving leeft. Bovendien heeft [voornaam minderjarige] , naast meerdere verhuizingen en verandering van opvoedomgeving, onveilige en traumatische gebeurtenissen
meegemaakt, die ernstige schade hebben aangericht ten aanzien van haar gevoel van basisveiligheid. Tezamen met de onduidelijkheid over haar toekomstperspectief heeft dit grote impact op haar algehele ontwikkeling. Ouders hebben onvoldoende oog hiervoor. [voornaam minderjarige] wordt belast met de strijd tussen haar ouders en de strijd tussen haar moeder en tante. Zij gaat (ernstig) gebukt onder de loyaliteitsproblematiek die als gevolg van bovenstaande omstandigheden is ontstaan.
De belemmeringen van ouders bevinden zich in hun individuele beleving van de
situatie, hun persoonlijke wensen en aandeel in/beeld van de oplossing. Ouders
staan in zekere zin open voor verbetering van hun communicatie, maar slagen er
niet in om op één lijn te komen voor wat betreft afspraken over hun gezamenlijk
ouderschap en [voornaam minderjarige] . Wantrouwen, onbegrip en pijn uit het verleden, alsmede
een verschil in opvoedstijl lijken hieraan ten grondslag te liggen.
Vader en diens partner zijn gemotiveerd om [voornaam minderjarige] een fijn en stabiel thuis te bieden. Echter, de opvoedstijl van de vader sluit niet aan op wat [voornaam minderjarige] momenteel nodig heeft. Daarnaast lijkt er nog onvoldoende sprake van een vertrouwensrelatie voor de open communicatie die voor vader erg belangrijk is. Wat betreft de moeder is een patroon zichtbaar, waarbij de moeder het lastig vindt om de zorg voor [voornaam minderjarige] aan anderen toe te vertrouwen. De zorgen die de moeder hierover heeft lijkt zij aan [voornaam minderjarige] over te dragen.
[voornaam minderjarige] heeft een fijne tijd bij haar tante mz gehad. Zij mist het contact met haar tante erg. Het lukt de ouders echter niet om dit contact in het belang van [voornaam minderjarige] te onderhouden. Daarom heeft [voornaam minderjarige] meermalen afscheid moeten nemen van een opvoeder die haar rust en stabiliteit hoorde te bieden. De volwassenen om [voornaam minderjarige] heen zijn een bron van spanning.
De ingezette hulpverlening in het vrijwillig kader heeft de zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] en de opvoedingsomgeving, waarin zij opgroeit, onvoldoende weggenomen. Omdat de ouders niet in staat zijn gebleken om zelfstandig de bedreigde ontwikkeling van [voornaam minderjarige] af te wenden, is hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk. Het is in het belang van [voornaam minderjarige] dat zij op een neutrale plek als een gezinshuis wordt geplaatst zodat zij tot rust kan komen. De komende periode zal vanuit deze plek duidelijk moeten worden welke hulp en behandeling nodig is en welke plek voor de langere termijn [voornaam minderjarige] passend is.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter [voornaam minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, gevestigd te Dordrecht, met ingang van 20 april 2021 tot 20 april 2022;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder met ingang van 20 april 2021 tot 20 april 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2021 door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.