Op 9 april 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een incident tot oproeping in vrijwaring in een huurovereenkomst tussen de Stichting Waterweg Wonen en twee gedaagden, aangeduid als [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De eiseres, Stichting Waterweg Wonen, heeft bij dagvaarding van 30 november 2020 gevorderd dat de gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van een huurachterstand en schadevergoeding. De gedaagde [gedaagde 1] heeft in het incident verzocht om [gedaagde 2] in vrijwaring op te roepen, omdat hij meent dat hij de kosten van de huur en schade kan verhalen op [gedaagde 2]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de incidentele vordering tijdig is ingediend en dat er voldoende recht en belang is om [gedaagde 2] in vrijwaring op te roepen. De rechter heeft de kosten van het incident gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De hoofdzaak is verwezen naar een rolzitting voor conclusie van repliek aan de zijde van Waterweg, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.