ECLI:NL:RBROT:2021:3932

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
4 mei 2021
Zaaknummer
10/185556-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van woninginbraak door onvoldoende betrouwbare herkenningen

In de zaak tegen de verdachte, die op 14 februari 2019 betrokken zou zijn geweest bij een woninginbraak in Zwijndrecht, heeft de rechtbank Rotterdam op 28 april 2021 uitspraak gedaan. De verdachte was ten tijde van de zitting gedetineerd in de penitentiaire inrichting Dordrecht en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.A.E. Timmer. De officier van justitie, mr. N. Oosterveld, had gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een schadevergoeding van € 6.495,60 aan het slachtoffer.

De rechtbank heeft het bewijs dat de verdachte samen met een medeverdachte de woninginbraak heeft gepleegd, uitsluitend gebaseerd op herkenningen door twee verbalisanten van camerabeelden. De verdachte ontkende echter betrokkenheid en de rechtbank oordeelde dat de herkenningen onvoldoende betrouwbaar waren om tot een bewezenverklaring te komen. De beelden waren niet scherp en de verdachte was niet goed herkenbaar door zijn kleding. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om zijn betrokkenheid bij de woninginbraak aan te tonen. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M. Eekhout, en de jongste rechter was niet in staat het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/185556-19
Datum uitspraak: 28 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde gedetineerd in de penitentiaire inrichting Dordrecht,
raadsvrouw mr. L.A.E. Timmer, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 april 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. N. Oosterveld, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde het vergoeden van het schadebedrag ter hoogte van € 6.495,60 aan het slachtoffer.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Twee verbalisanten hebben de verdachte en zijn medeverdachte herkend op de camerabeelden in de portiek van het flatgebouw van de aangever, terwijl zij daar met gestolen spullen lopen.
4.1.2.
Beoordeling
Op 14 februari 2019 is er in de woning van de aangever ingebroken waarbij allerlei goederen zijn weggenomen. In het dossier bevinden zich camerabeelden van de portiek van het flatgebouw waarin de woning van aangever zich bevindt. Op die beelden zijn twee personen waar te nemen, die met een groot (televisie)scherm de trap af lopen en de portiek verlaten. Twee verbalisanten herkennen op deze camerabeelden de verdachte en zijn medeverdachte.
De verdachte ontkent betrokkenheid bij het ten laste gelegde.
De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie het bewijs, dat de verdachte samen met een medeverdachte de ten laste gelegde woningbraak heeft gepleegd, uitsluitend baseert op de door de verbalisanten gerelateerde herkenningen van de verdachte. Een ander bewijsmiddel die de betrokkenheid van de verdachte en zijn medeverdachte kan aantonen is er niet.
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Dit geldt te meer als herkenningen de enige bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde feit kunnen aantonen. Van doorslaggevend belang is dan of deze herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank de camerabeelden bekeken. De camerabeelden en de screenshots zijn niet scherp, de personen zijn kort waar te nemen en het gezicht van de persoon die door de verbalisanten wordt herkend als de verdachte is niet zichtbaar omdat deze persoon een jas draagt met een grote capuchon die tot ver over zijn hoofd en gezicht is getrokken. Hierdoor wordt herkenning zeer bemoeilijkt.
Eén en ander betekent dat de rechtbank de herkenningen onvoldoende betrouwbaar acht om aan een bewezenverklaring ten grondslag te leggen. Dit brengt mee dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en N.M. Ketelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 april 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 februari 2019 te Zwijndrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meer een Airfryer, een Blu-ray speler, twee televisie(s), een videocamera, cameratas(sen), accu en oplader, microfoon(s), statief, laptop(s), tablet(s) en/of horloge(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen, in/uit een woning (gelegen aan het [adres slachtoffer] ) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.