In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van woninginbraak, heeft de rechtbank Rotterdam op 28 april 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat de rechtbank de herkenningen van de verdachte door twee verbalisanten op camerabeelden onvoldoende betrouwbaar achtte. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en een schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de enige bewijsmiddelen die de betrokkenheid van de verdachte konden aantonen, de herkenningen door de verbalisanten waren. Deze herkenningen waren echter niet overtuigend genoeg, gezien de kwaliteit van de camerabeelden en de omstandigheden waaronder de herkenning plaatsvond. De rechtbank heeft de beelden bekeken en geconcludeerd dat de herkenning bemoeilijkt werd door de kleding van de verdachte, die een jas met capuchon en een pet droeg. Hierdoor was het niet mogelijk om tot een wettige en overtuigende bewezenverklaring te komen. De rechtbank heeft daarom besloten dat de verdachte niet schuldig was aan de woninginbraak en hem daarvan vrijgesproken.