In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 april 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig waren. De feiten wijzen op een onveilige situatie voor [naam kind], die in een pleeggezin verblijft. De moeder heeft te maken met ernstige zorgen omtrent haar gedrag, waaronder lachgasgebruik en een gewelddadige relatie met de vader van [naam kind]. De Raad heeft verzocht om verlenging van de uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden, wat de kinderrechter heeft toegewezen. De kinderrechter oordeelt dat de veiligheid van [naam kind] niet gewaarborgd kan worden zolang de moeder niet volledig meewerkt aan de hulpverlening en de situatie niet verbetert. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 22 juni 2021, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.