ECLI:NL:RBROT:2021:4107

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
C/10/611249 / JE RK 21-57, C/10/611526 / JE RK 21-93, C/10/614091 / JE RK 21-508 en C/10/614275 / JE RK 21-531
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging schriftelijke aanwijzingen in een jeugdzorgzaak met betrekking tot de omgangsregeling van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in een jeugdzorgzaak waarbij de omgangsregeling van drie minderjarigen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3], centraal stond. De moeder van de kinderen verzocht om de vervallenverklaring van schriftelijke aanwijzingen (SA) die door de gecertificeerde instelling (GI) waren gegeven, en om een alternatieve omgangsregeling. De GI verzocht op zijn beurt om bekrachtiging van deze SA's en om een dwangsom op te leggen aan de moeder voor het niet naleven van de aanwijzingen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om op een constructieve manier met elkaar te communiceren, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor de kinderen. De kinderrechter heeft de SA's van de GI bekrachtigd, omdat deze noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van de kinderen. De moeder heeft herhaaldelijk zorgen geuit over de veiligheid van de kinderen bij de vader, maar deze zorgen zijn niet voldoende onderbouwd. De kinderrechter heeft de verzoeken van de moeder tot vervallenverklaring afgewezen en de GI's verzoeken tot bekrachtiging toegewezen, met de bepaling dat de overnachtingen bij de vader pas per 1 juli 2021 zullen beginnen. De kinderrechter heeft de moeder een laatste kans gegeven om zich aan de zorgregeling te houden zonder dwangmiddelen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/611249 / JE RK 21-57, C/10/611526 / JE RK 21-93, C/10/614091 / JE RK 21-508 en C/10/614275 / JE RK 21-531
datum uitspraak: 12 maart 2021

beschikking conflictbehandeling schriftelijke aanwijzing

in de zaken van

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat: mr. A.C. van ‘t Hek,
en

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2010 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,
[naam kind 2] ,geboren op [geboortedatum kind 2] 2014 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] ,
[naam kind 3] ,geboren op [geboortedatum kind 3] 2016 te [geboorteplaats kind 3] , hierna te noemen [naam kind 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
gevestigd te Dordrecht,

[naam vader] , hierna te noemen de vader,

gevestigd te [woonplaats vader] .

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoekschrift met bijlagen van mr. A.C. van ’t Hek namens de moeder van 7 januari 2021, ingekomen bij de griffie op 8 januari 2021,
geregistreerd onder zaaknummer C/10/611249;
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 12 januari 2021, ingekomen bij de griffie op 15 januari 2021,
geregistreerd onder zaaknummer C/10/611526;
- het verzoekschrift met bijlagen van mr. A.C. van ’t Hek namens de moeder van 7 januari 2021, ingekomen bij de griffie op 25 februari 202107 januari 2021,
geregistreerd onder zaaknummer C/10/614091;
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 1 maart 2021, ingekomen bij de griffie op 3 maart 2021,
geregistreerd onder zaaknummer C/10/614275;
- de brief met bijlagen van mr. A.C. van ’t Hek namens de moeder van 9 maart 2021, ingekomen bij de griffie op 10 maart 2021.
Op 12 maart 2021 heeft de kinderrechter ter zitting met gesloten deuren de zaken gelijktijdig behandeld met de verzoeken geregistreerd onder zaaknummer C/10/611015 / FA RK 21-78 en zaaknummer C/10/611051 / FA RK 21-99.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [naam kind 1] , die op 1 februari 2021 apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.C. van ’t Hek,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1] ,
- twee vertegenwoordigsters van de GI, [naam 2] en [naam 3] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 11 september 2020 zijn [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] onder toezicht gesteld tot 11 september 2021.
De GI heeft op 24 december 2020 een schriftelijke aanwijzing (hierna: SA) gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] . Hierin is het volgende opgenomen:
“De moeder houdt zich aan de beschikking van het Gerechtshof Den Haag (
de kinderrechter begrijpt: van 23 september 2020) en de afspraken die volgens deze beschikking zijn gemaakt:
  • De kinderen zullen op 24 december 2020 om 15.30 uur worden opgehaald door de vader in Groot-Ammers. Zij blijven een nachtje slapen en worden op 25 december 2020 om 12.00 uur opgehaald door de moeder in Ouddorp.
  • De kinderen zullen op 30 december 2020 om 12.30 uur worden opgehaald door de vader in Groot-Ammers. Zij blijven twee nachten slapen en worden op 1 januari 2021 om 10.00 uur opgehaald door de moeder in Ouddorp. Het tijdstip op 1 januari 2021 is volgens de beschikking ophalen om 19.00 uur, de ouders zijn in een overleg overeengekomen om dit te wijzigen naar 10.00 uur op aanvraag van de moeder, de vader is akkoord gegaan.”
De GI heeft op 15 februari 202124 december 2020 een SA gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] . Hierin is het volgende opgenomen:
“Moeder houdt zich aan de omgangsregeling, zoals in de beschikking van het Hof (
de kinderrechter begrijpt:: van 23 september 2020) staat. Hierbij een uitgewerkte lijst over welke concrete data het gaat:
• Woensdag 3 februari van 12:30 uur tot 18:00 uur;
• Vrijdag 12 februari van 12:30 uur tot zaterdag 19:00 uur (met overnachting);
• Vrijdag 19 februari van 12:30 uur tot 19:00 uur;
• Woensdag 24 februari van 12:30 uur tot 18:00 uur;
Voorjaarsvakantie verblijven de kinderen bij de moeder.
• Woensdag 3 maart van 12:30 uur tot 18:00 uur;
• Vrijdag 5 maart van 12:30 uur tot zaterdag 19:00 uur (met overnachting);
• Zondag 14 maart van 12:30 uur tot 18:00 uur;
• Zondag 21 maart van 9:00 uur tot 18:00 uur;
• Vrijdag 26 maart van 12:30 uur tot 19:00 uur;
• Vrijdag 2 april van 12:30 uur tot 19:00 uur (Goede Vrijdag);
• Vrijdag 10 april van 12:30 uur tot 19:00 uur;
• Woensdag 14 april van 12:30 uur tot 18:00 uur;
• Vrijdag 23 april van 12:30 uur zaterdag tot 19:00 uur;
Meivakantie verblijven de kinderen bij de vader van maandag 26 april 09.00 uur tot woensdag 3 maart 18.00 uur (met overnachtingen).
• Woensdag 5 mei van 12:30 uur tot 18:00 uur (Bevrijdingsdag);
• Woensdag 12 mei van 13:00 uur tot 18:00 uur;
• Vrijdag 14 mei van 12:30 uur tot zaterdag 19:00 uur (met overnachting);
• Zondag 23 mei van 12:30 uur tot 18:00 uur (1e Pinksterdag);
• Zondag 30 mei van 9:00 uur tot 18:00 uur;
• Woensdag 2 juni van 12:30 uur tot 18:00 uur;
• Woensdag 9 juni van 12:30 uur tot 18:00 uur;
• Vrijdag 11 juni van 12:30 uur tot zaterdag 19:00 uur (met overnachting);
• Zaterdag 19 juni van 9:00 tot 18:00 uur;
• Woensdag 23 juni van 12:30 uur tot 18:00 uur.
De kinderrechter zal middels een bekrachtigingsverzoek worden verzocht een dwangsom van € 200 euro vast te stellen voor elke keer dat de omgangsregeling zoals hierboven is beschreven niet nagekomen wordt. Dit om naleving en medewerking aan het contact van de kinderen met vader te borgen.”

De verzoeken van de moeder

Vervallen verklaring SA (zaaknummer C/10/611249):
De moeder heeft de kinderrechter verzocht de SA van de GI van 24 december 2020 geheel vervallen te verklaren, althans een omgang te bepalen van één keer per twee weken, bij voorkeur op een zaterdag of zondag gedurende drie uur lang, althans een omgangsregeling die de kinderrechter in het belang van de kinderen voorkomt.
Vervallen verklaring SA (zaaknummer C/10/614091):
De moeder heeft de kinderrechter verzocht de SA van de GI van 15 februari 2021 geheel vervallen te verklaren, althans een omgang te bepalen van één keer per twee weken, bij voorkeur op een zaterdag of zondag gedurende drie uur lang, althans een omgangsregeling die de kinderrechter in het belang van de kinderen voorkomt.
De moeder heeft de verzoeken ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht.
De moeder is gedurende het huwelijk met de vader slachtoffer geweest van huiselijk geweld. De moeder is daarom momenteel aangewezen op hulpverlening. De moeder heeft vermoedens dat er bij de vader thuis sprake is van gedrag dat niet in het belang van de kinderen is. Er zou sprake zijn van fysiek en mentaal geweld. De moeder wijst op een aantal incidenten die haar vermoedens onderschrijven. Ondanks de twijfels die de moeder heeft over de veiligheid van de kinderen, doet de moeder haar best om de omgang tussen de kinderen en de vader door te laten gaan. De moeder laat de kinderen ongeveer één keer per anderhalve week naar de vader gaan. De moeder zou het liefste zien dat de kinderen niet meer naar de vader hoeven te gaan, maar ze wil in ieder geval dat de kinderen niet meer bij de vader slapen. Dat zou al veel rust geven. Voor de moeder is rust het belangrijkst. De moeder wordt op een ongezonde manier door de vader dwarsgezeten en lastig gevallen.

De verzoeken van de GI

Bekrachtiging SA ( zaaknummer C/10/611526):
De GI heeft bekrachtiging van de SA van 24 december 2020 verzocht.
Bekrachtiging SA ( zaaknummer C/10/614275):
De GI heeft bekrachtiging van de SA van 15 februari 2021 verzocht. Tevens wordt verzocht een dwangsom op te leggen ter hoogte van €200,- voor iedere dag dat de moeder de aanwijzing niet opvolgt.
De GI heeft de verzoeken ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht.
Er is een kanteling zichtbaar in de wijze waarop de ouders omgaan met de hulpverlening. De GI zag aanvankelijk vooral een vader die zich vastbeet in en vasthield aan de afspraken die er gemaakt werden. Maar de vader toont in toenemende mate inzet en staat open voor eventuele hulpverlening in de thuissituatie. Hij staat open voor adviezen en pakt deze adviezen ook op. De vader is stuurbaar door de GI. Het contact met de moeder is voor de vader stressvol waarbij de emoties hoog kunnen oplopen.
Omgekeerd stelt de GI dat in het begin het contact tussen de moeder en de GI prettig liep. Nu lijkt de moeder contact met de GI te vermijden. De samenwerking loopt stroef en het lukt de GI onvoldoende om tot een constructieve samenwerking te komen. Waar de moeder enerzijds vertelt over haar visie op de zorgelijke situaties bij de vader, lukt het haar niet om anderzijds met de GI in gesprek te blijven over de zorgen die de GI in de thuissituatie bij moeder ziet. De moeder verbreekt het contact en hierdoor groeien de zorgen bij de GI. Hulpverlening heeft moeite om transparant te zijn, omdat er zoveel wantrouwen ligt over het misbruiken van mogelijk gevoelige informatie. Dit belemmert het vorderingsproces en de ontwikkeling van de kinderen, want er verandert te weinig. De kinderen worden nog steeds belast met de volwassenproblematiek en komen niet toe aan de verwerking van de heftige levensgebeurtenissen die zij hebben meegemaakt. De GI merkt, samen met de hulpverlening, dat het zoeken is naar woorden, omdat alles ingezet wordt om de strijd te vergroten en niet vanuit zorg gehandeld wordt.
De GI wil dat hulpverlening door de ouders in staat wordt gesteld om hun zorgen te delen bij beide ouders en betrokken hulpverleners zonder dat dat consequenties heeft voor de veiligheid van de kinderen of ervoor zorgt dat de stress en spanning oplaaien, hetgeen zich bijvoorbeeld uit in rechtszaken en contactverlies. De steeds terugkerende zittingen zorgen voor onduidelijkheid, verwarring en stress voor alle partijen. De kinderen weten niet waar ze aan toe zijn en dit geven ook aan.
De GI is van mening dat dit gezin hulpverlening nodig heeft vanuit Impegno. Ook op persoonlijk gebied moeten ouders stappen zetten zodat er een vorm van samenwerking mogelijk wordt gemaakt, waarbij zowel ouders als kinderen zich veilig voelen en kunnen groeien. Opvolgend wil de GI het traject van ouderschap bij scheiding van Impegno inzetten, zodat het ouderschap een vorm krijgt waar alle partijen zich prettig bij voelen. De GI wil alles aanbieden, de GI kan alles inzetten zodat er stappen gezet worden, maar het ligt bij de ouders. De ouders zijn verantwoordelijk voor het opgroeien van de kinderen. De GI maakt zich enorme zorgen over deze zich voortslepende vechtscheiding en alle procedures die hiermee gepaard gaan. De kinderen hebben zowel hun vader als hun moeder nodig.
Het is in het belang van de kinderen dat de moeder de zorgregeling nakomt, zoals die door het gerechtshof is vastgelegd, desnoods onder druk van een dwangsom.

Het standpunt van de vader

De vader heeft ter zitting een document voorgelezen en overlegd waarin hij zijn standpunt heeft verwoord. Er is sprake van een loyaliteitsconflict. De kinderen worden psychisch onderdrukt om negatieve dingen over de vader op te schrijven bij de moeder thuis. De kinderen willen wel blijven slapen, zeker nu de vader een nieuwe partner heeft. Het probleem is dat de moeder zich niet aan de omgangsregeling houdt. De afstand tussen de vader en de kinderen wordt steeds groter. De kinderen missen de vader. De vader doet er alles aan om zijn kinderen te zien. De vader is bereid om alle hulpverlening te aanvaarden die nodig wordt geacht.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:263, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de gecertificeerde instelling ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige.
Op grond van artikel 1:263, derde lid, van het BW kan de gecertificeerde instelling de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen.
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:264, eerste lid, BW een dergelijke schriftelijke aanwijzing op verzoek van een met het gezag belaste ouder geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren, met dien verstande dat de kinderrechter een zodanige regeling kan vaststellen als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. De kinderrechter overweegt als volgt.
Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting kan naar het oordeel van de kinderrechter de SA van 24 december 2020 en de SA van 15 februari 2021 worden bekrachtigd. De ouders zijn niet in staat om op een voor de kinderen niet-belastende manier met elkaar te communiceren en verwijten elkaar het ontstaan van deze situatie. [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] zijn deelgenoot gemaakt van de problematiek en bevinden zich al lange tijd in een loyaliteitsconflict. Dit is heel belastend en schadelijk voor hun ontwikkeling.
De kinderrechter stelt vast dat beide ouders het gezag over [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] hebben en dat [naam kind 3] pas 4 jaar oud is. Dit betekent dat de ouders nog vele jaren met elkaar zullen moeten overleggen over belangrijke zaken rondom hun kinderen. De kinderrechter verzoekt de ouders er de komende tijd over na te denken op welke wijze zij, in het belang van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] , hun onderlinge communicatie gaan verbeteren.
[naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] kunnen op dit moment geen onbelast contact hebben met beide ouders. Ondanks de inzet van verschillende vormen van hulpverlening is het de ouders niet gelukt om duidelijke afspraken te maken over de verdeling van de zorg- en opvoedtaken. Het gerechtshof Den Haag heeft daarom bij beschikking van 23 september 2020 een zorgregeling vastgesteld die het meeste rust met zich meebrengt voor [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] . De moeder is het echter niet eens met deze beslissing en weigert deze zorgregeling volledig na te komen. De moeder acht de opvoedsituatie bij de vader onveilig De GI deelt die visie niet met de moeder en heeft daarom op 24 december 2020 en 15 februari 2021 schriftelijke aanwijzingen (hierna: SA’s) gegeven, gericht aan de moeder, met daarin een herhaling van de afspraken zoals die in de beschikking van 23 september 2020 staan.
De moeder heeft zich de afgelopen periode evenmin gehouden aan de schriftelijke aanwijzingen en wijst daarvoor, net als in deze procedure op vermeende onveiligheid van de kinderen bij de vader.
De kinderrechter stelt vast dat de punten van zorg van de moeder over onveiligheid van kinderen bij de vader wederom onvoldoende zijn komen vast te staan. Wederom, want bij de behandeling bij het gerechtshof zijn deze zorgen ook besproken en niet vast komen te staan, als ook eerder bij de rechtbank in 2019. Ook bij de behandeling van de ondertoezichtstelling is het aan de orde gesteld. Telkens komt moeder echter op dit punt terug. De moeder moet accepteren dat de ouders het niet roerend met elkaar eens hoeven te zijn over de manier waarop het bij de ander gaat. De ondergrens is de veiligheid van de kinderen en daarvoor ontbreken ruimschoots de aanwijzingen dat deze in het geding is. Er is geen 100% garantie te geven op een risicovrij leven en de moeder moet dat niet verlangen.
De kinderrechter is van oordeel dat de SA’s van 24 december 2020 en 15 februari 2021 terecht zijn gegeven, omdat die noodzakelijk zijn om de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] weg te nemen. De kinderrechter zal daarom de SA van 24 december 2020 en de SA van 15 februari 2021 bekrachtigen. Om de kinderen op een prettige manier te laten wennen aan de overnachtingen bij de vader, zullen de kinderen per 1 juli 2021 pas weer bij de vader overnachten. Dat valt ongeveer samen met het einde van het schooljaar en geeft de ruimte om daar naartoe te werken.
Hoewel het patroon in het gedrag van de moeder zichtbaar wordt, is de kinderrechter van oordeel dat de verzochte dwangsom momenteel nog niet hoeft worden toegewezen. De kinderrechter overweegt daartoe dat het opleggen van een dwangsom in zijn algemeenheid de bereidwilligheid tot overleg en samenwerking geen goed doet, maar desalniettemin soms noodzakelijk en geboden is. De moeder heeft ter zitting van 12 maart 2021 aangegeven dat zij zich naar het oordeel van de kinderrechter zal voegen wanneer de kinderrechter beslist dat zij zich aan de door het gerechtshof Den Haag vastgestelde zorgregeling dient te houden. De kinderrechter geeft de moeder een laatste kans om zonder dwangmiddelen te laten zien dat de moeder zich kan houden aan de vastgelegde zorgregeling.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst de verzoeken tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing van 24 december 2020 en van 15 februari 2021 af;
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van 24 december 2020 en van 15 februari 2021, met dien verstande dat de overnachtingen van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] bij de vader pas worden opgestart per 1 juni 2021;
wijst af het verzoek van de GI om aan de moeder een dwangsom op te leggen voor iedere dag dat zij zich niet houdt aan de schriftelijke aanwijzingen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.E. Teunissen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 april 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.