Op 13 april 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een cliënte met de ziekte van Alzheimer. Het verzoek tot deze machtiging is ingediend door het CIZ op 26 maart 2021, na een eerdere machtiging die op 8 oktober 2020 was verleend en die op 8 april 2021 afliep. De cliënte, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, vertoonde ernstig gedrag dat leidde tot ernstig nadeel, waaronder lichamelijk letsel en verwaarlozing. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 april 2021 zijn zowel de cliënte als haar advocaat, mr. J.P. Vandervoodt, gehoord, evenals een verpleegkundig specialist.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënte niet in staat is tot zelfzorg en dat haar zorgbehoefte zo groot is dat voortzetting van het verblijf in een beschermde woonvorm noodzakelijk is. De rechtbank oordeelde dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. De machtiging tot voortzetting van het verblijf is verleend voor de duur van twee jaar, tot en met 13 april 2023. De beschikking is mondeling gegeven door rechter C.H. van Breevoort-de Bruin en schriftelijk uitgewerkt op 20 april 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.