ECLI:NL:RBROT:2021:4196
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
VvE-zaak over betalingsverplichtingen en extra bijdrage voor onderhoud
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de Vereniging van Eigenaars (VvE) een vordering ingesteld tegen twee gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], wegens achterstallige VvE-bijdragen en een extra bijdrage voor het opknappen van het portiek. De VvE heeft gesteld dat de gedaagden maandelijks een bijdrage van € 57,09 verschuldigd zijn en dat zij een achterstand hebben laten ontstaan. Daarnaast is er een extra bijdrage van € 3.133,33 vastgesteld tijdens een algemene ledenvergadering, die voor 1 april 2020 betaald diende te worden. De gedaagden hebben de vordering betwist, met als argument dat de VvE geen facturen heeft gestuurd en dat zij daardoor niet op de hoogte waren van hun betalingsverplichtingen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verplichting om de maandelijkse VvE-bijdrage tijdig te betalen voortdurend van aard is en dat het ontbreken van facturen de gedaagden niet ontslaat van hun betalingsverplichting. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagden de hoogte van de maandelijkse bijdrage al eerder hebben erkend en dat zij geen verzoek tot vernietiging van het besluit tot de extra bijdrage hebben ingediend. De vordering van de VvE is dan ook toewijsbaar, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagden zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, inclusief toekomstige VvE-bijdragen tot het einde van het lopende boekjaar.
De uitspraak is gedaan door mr. drs. D.L. Spierings op 7 mei 2021, waarbij de gedaagden ook zijn veroordeeld in de proceskosten.