ECLI:NL:RBROT:2021:4243

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
17 mei 2021
Zaaknummer
10/255983-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in vereniging van container, oplegger en andere goederen met vrijspraak van diefstal vrachtwagen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte werd beschuldigd van diefstal in vereniging van een container, oplegger, kentekenplaten en diverse andere goederen, alsook van opzetheling van een vrachtwagen en kentekenplaten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de diefstal van de oplegger, container en andere goederen, maar heeft hem vrijgesproken van de diefstal van de vrachtwagen en kentekenplaten. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de officier van justitie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard vanwege de inzet van een politiehond bij de aanhouding van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de inzet van de politiehond niet onrechtmatig was en dat de verbaliseringsplicht niet was geschonden, hoewel de gevolgen van het geweldgebruik door de politie in de strafmaat zijn meegewogen. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een vordering van een benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, terwijl de andere benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer:
10/255983-20
Datum uitspraak: 26 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] ,
raadsvrouw mr. F.L.C. Schoolderman, advocaat te ‘s-Hertogenbosch.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 april 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt verweten dat hij, samen met zijn medeverdachte, een vrachtwagen, een oplegger, een container, kentekenplaten en diverse andere goederen heeft gestolen, dan wel heeft geheeld of witgewassen.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Verschuren heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 en 5 (beide primair en subsidiair) tenlastegelegde (zijnde de diefstal en de heling van een vrachtwagen en kentekenplaten);
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 4 (alle primair, te weten de diefstal van een oplegger, een container met koelkasten en een aantal goederen) tenlastegelegde en het onder 3 en 5 (beide meest subsidiair, te weten het witwassen van een vrachtwagen en kentekenplaten) tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
Bij de aanhouding van de verdachte is een politiehond ingezet die de verdachte op verschillende plekken in zijn lichaam heeft gebeten. De verdachte heeft hier letsel door opgelopen, resulterende in blijvende littekens.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat hiermee sprake is van schending van de artikelen 2, 6 en 8 van het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens. Niet alleen was de inzet van de politiehond disproportioneel en niet subsidiair, daarnaast is ook de verbaliseringsplicht geschonden. De vormverzuimen hebben doelbewust en met grove veronachtzaming van de rechten van de verdachte plaatsgevonden, reden waarom de opeenstapeling daarvan moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.
4.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de inzet van de diensthond proportioneel en subsidiair is geweest, gelet op de omstandigheden van het geval. Daarnaast is ook de verbaliseringsplicht niet geschonden: in het proces-verbaal (pv-3) van verbalisant [naam agent] is opgenomen dat de hond zich vastbeet en voor zover er sprake was van een vormverzuim doordat het rapport geweldsregistratie niet in het dossier was gevoegd, is dat inmiddels hersteld. Het openbaar ministerie is daarom ontvankelijk. Daarnaast heeft de officier van justitie betoogd dat de inzet van de politiehond proportioneel en subsidiair is geweest en daarmee rechtmatig. Immers, de verdachte heeft zich aan zijn aanhouding willen onttrekken, dat bleek uit het feit dat hij is weggerend, en heeft niet gereageerd op de aankondiging dat de politiehond zou worden ingezet.
4.3.
Beoordeling
De rechtbank vat het verweer van de raadsvrouw aldus op dat sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) omdat, enerzijds, de inzet van de politiehond onrechtmatig is geweest en, anderzijds, de verbaliseringsplicht zoals opgenomen in artikel 152 Sv is geschonden. Het verweer zal dan ook op die manier besproken worden.
De inzet van de politiehond
Uit het dossier volgt dat verbalisanten op 11 oktober 2020 reageerden op een bericht aan alle politie-eenheden, dat op de A15 een gestolen vrachtwagen zou rijden. Nadat zij de vrachtwagen een volgteken hadden gegeven, zagen zij die tot stilstand komen en de inzittenden daaruit vluchten. De verdachte onttrok zich aan het zicht en rende de naastgelegen woonwijk in. Hij reageerde niet op een bevel te blijven staan, noch op een waarschuwingsschot dat werd gelost omdat zijn medeverdachte zich omdraaide en naar zijn broeksband greep. Op dat moment had de verdachte zich, kortom, onttrokken aan zijn aanhouding en was bij de verbalisanten sprake van een redelijke vrees voor de aanwezigheid van een wapen bij de medeverdachte en mogelijk ook bij de verdachte.
Een verbalisant van het Surveillanceteam bevond zich in de desbetreffende wijk en liet zijn surveillancehond speuren naar de verdachte. Hierbij gaf hij een duidelijke waarschuwing dat de hond werd ingezet, blafte de hond meermaals toen hij in de buurt van de verdachte kwam en gaf de verdachte geen blijk van zijn aanwezigheid in de tuin waarin hij werd aangetroffen.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte bij zijn aanhouding is gebeten door de politiehond en dat hij hierdoor verwondingen heeft opgelopen. Echter, gelet op het hiervoor overwogene vond de inzet van de politiehond plaats binnen de grenzen van de proportionaliteit en subsidiariteit. Er was sprake van een dynamische en potentieel risicovolle situatie waarin de inzet van de hond noodzakelijk was gelet op de eerdere onttrekking aan zijn aanhouding door de verdachte en de vrees dat hij mogelijk een wapen bij zich droeg. De verdachte is hierbij luidkeels gewaarschuwd voor de inzet van de hond en hij had de mogelijkheid om zich kenbaar te maken maar heeft hier geen gebruik van gemaakt. Ook was de politiehond steeds aangelijnd en stond hij dus constant onder direct toezicht van de geleider. Onder deze omstandigheden was de inzet van de politiehond niet onrechtmatig.
De verbaliseringsplicht
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat een redelijke wetsuitleg van artikel 152 Sv meebrengt dat het de in de bepaling genoemde opsporingsambtenaren slechts dan vrij staat het opmaken van een proces-verbaal achterwege te laten indien hetgeen door hen is verricht of bevonden naar hun oordeel redelijkerwijs niet van belang kan zijn voor enige door de rechter in het eindonderzoek te nemen beslissing. Een redelijke uitleg van deze jurisprudentie brengt met zich dat dit ook geldt voor het al dan niet opmaken en aan het strafdossier voegen van (aan processen-verbaal ten grondslagliggende) interne politiedocumenten, niet zijnde processen-verbaal, zoals mutaties en (gewelds)registraties.
Het Wetboek van Strafvordering verbindt geen rechtsgevolgen aan niet-naleving van artikel 152. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat in het geval de wet geen rechtsgevolgen aan niet-naleving van vormen verbindt de rechter zoveel mogelijk moet streven naar het herstel van vormverzuimen die in het voorbereidend onderzoek hebben plaatsgevonden. Pas als het vormverzuim niet kan worden hersteld, komt artikel 359a Sv in beeld. Slechts indien in de omstandigheden van het geval de niet-naleving van artikel 152 Sv een ernstige schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde oplevert, kan dat leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging. Een zo ver gaande sanctie kan in dat geval slechts volgen indien sprake is van ernstige inbreuken op die beginselen, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. De Hoge Raad neemt bij de niet-naleving van artikel 152 Sv niet gauw aan dat aan het recht op een eerlijke behandeling van de zaak tekort is gedaan, zelfs niet als er (bijvoorbeeld) sprake is van het bewust onjuist opmaken van een proces-verbaal. Als achteraf de werkelijke gang van zaken kan worden vastgesteld ziet de Hoge Raad geen reden voor een niet-ontvankelijkheidverklaring.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de geweldsregistratie te weinig voor de rechtbank relevante informatie over de inzet van de politiehond bij de aanhouding van de verdachte bevat. Uit het proces-verbaal van de hondengeleider die betrokken was bij de aanhouding (pv-3) of het proces-verbaal van aanhouding (pv-4), blijkt wel dat de politiehond werd ingezet, maar niet dat de verdachte letsel had. Er is geen FARR-verklaring opgesteld en het dossier bevat geen foto’s van het letsel direct na aanhouding of informatie over (de noodzaak van) een medische behandeling. Er is echter wel vastgelegd dat de hond de verdachte gebeten heeft, terwijl ook de rechter-commissaris ter gelegenheid van het verhoor inbewaringstelling heeft geconstateerd dat verdachte letsel had bekomen. Overigens is wel ter zitting gebleken dat het geweldsincident is geregistreerd.
Voorgaande in overweging genomen, oordeelt de rechtbank dat de verbaliseringsplicht niet is geschonden. Hoewel de inzet van de politiehond en de gevolgen daarvan voor de verdachte duidelijker in het dossier vastgelegd hadden kunnen en moeten worden, leidt dit niet tot schending van artikel 152 Sv en derhalve ook niet tot toepassing van het bepaalde in artikel 359a Sv.
Beoordeling
De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Het verweer wordt verworpen.
Het vorenstaande laat onverlet dat het de rechter vrij staat om, ook indien geen sprake is van enig vormverzuim, bij de straftoemeting acht te slaan op de gevolgen voor een verdachte van geweldgebruik door de politie, bijvoorbeeld ingeval het rechtmatige gebruik van geweld niet onaanzienlijk letsel voor de verdachte tot gevolg heeft gehad. De rechtbank zal de gevolgen van het geweldgebruik compenseren in de op te leggen straf.
4.4.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feiten 3 en 5 primair)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 en 5 (beide primair) tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.2.
Bewijsoverwegingen (feiten 1, 2 en 4 primair en 3 en 5 subsidiair)
Relevante feiten
In de nacht van 9 op 10 oktober 2020 zijn te Son en Breugel een vrachtwagen en twee kentekenplaten gestolen vanaf de terreinen van [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] In de nacht van 10 op 11 oktober 2020 zijn vervolgens in Botlek Rotterdam – met behulp van die vrachtwagen – een container van [naam bedrijf 3] (hierna: [naam bedrijf 3] ), een oplegger toebehorende aan [naam bedrijf 4] en diverse goederen (waaronder Bang & Olufsen goederen, een tankdop, een luchtslang en verlichtingskabels) van [naam bedrijf 5] gestolen.
De camerabeelden van de verschillende terreinen zijn door verbalisanten uitgekeken. Op de beelden van de nacht van 10 op 11 oktober 2020 is te zien dat in ieder geval twee personen de eerder gestolen vrachtwagen het terrein van [naam bedrijf 5] op rijden, dat zij verschillende goederen verplaatsen van een trailer naar de vrachtwagencabine en dat zij vervolgens de oplegger en container, herkenbaar aan de letters ‘ [naam bedrijf 3] ’ op de zijkant, daaraan bevestigen. De vrachtwagencombinatie rijdt op 11 oktober 2020 om 07:13 uur de openbare weg (de Oliphantweg) op. Uit camerabeelden blijkt voorts dat de vrachtwagen om 07:18 uur voor verkeerslichten op de Oliphantweg voorgesorteerd staat voor de oprit naar de A15.
Op het moment dat de vrachtwagen de snelweg op rijdt, is reeds bij een van de aangevers bekend geworden dat er kentekenplaten missen, waarna een melding wordt gedaan bij de politie. Om 07:25 uur gaat er een ANPR-melding uit en laten verbalisanten, die zich op dat moment in de buurt van de A15 bevinden, zich koppelen aan de melding. Kort daarna signaleren zij de vrachtwagen op de A15 nabij de afrit Barendrecht. De verbalisanten gaan voor de vrachtwagen rijden, laten de vrachtwagen stoppen en zien vervolgens twee personen de vrachtwagen ontvluchten en over de vangrail de oplopende berm in rennen. De verdachte is degene die de vrachtwagen aan de bijrijderszijde verlaat. Hij verdwijnt uit het zicht, maar wordt kort daarna in de wijk naast de snelweg aangetroffen en aangehouden. De medeverdachte wordt direct bij de vrachtwagen aangehouden.
Feiten 1, 2 en 4 (alle primair)
De verklaring die de verdachte ter zitting heeft afgelegd, inhoudende dat hij de hele nacht had gelift vanuit Eindhoven naar Rotterdam en inmiddels besloten had terug te gaan naar Eindhoven en op de Truck Parking in deze vrachtwagen was gestapt, is allerminst geloofwaardig, noch concreet of verifieerbaar.
Gelet op het zeer korte tijdsverloop tussen het moment waarop de vrachtwagencombinatie het terrein van [naam bedrijf 5] heeft verlaten en het moment waarop de vrachtwagen is gesignaleerd terwijl de verdachte en de medeverdachte zich daarin bevonden, is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan dan dat de verdachte en de medeverdachte de diefstallen van de oplegger, de container en de Bang & Olufsen speakers, luchtslang, tankdop en de kentekenplaten hebben gepleegd. Het onder 1, 2 en 4 primair tenlastegelegde kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.
Feiten 3 en 5 (beide subsidiair)
De vrachtwagen en oplegger droegen op het moment van aanhouding van de verdachten, op 11 oktober 2020, verschillende gestolen kentekenplaten, te weten twee met het kenteken [kentekennummer 1] (gestolen op 9 oktober te Son en Breugel), een met het kenteken [kentekennummer 2] en een met het kenteken [kentekennummer 3] .
De kentekenplaten met kentekens [kentekennummer 2] en [kentekennummer 3] waren in de nacht van 10 op 11 oktober 2020 gestolen bij [naam bedrijf 5] te Rotterdam. Deze platen waren over andere kentekenplaten op de vrachtwagen en de oplegger heen geplaatst. Gelet op het feit dat de verdachte en de medeverdachte de diefstal bij [naam bedrijf 5] hebben gepleegd, gaat de rechtbank er ook van uit dat zij de kentekenplaten [kentekennummer 2] en [kentekennummer 3] op de vrachtwagen en oplegger hebben geplaatst om opsporing van hun misdrijven te voorkomen. Uit dit gegeven, samengenomen met het feit dat de verdachten de vrachtwagen gebruikten om een oplegger, container en diverse andere goederen te stelen, maakt de rechtbank op dat niet anders kan dan dat de verdachte wist dat de vrachtwagen en de andere kentekenplaten gestolen waren.
Op grond van voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich, samen met zijn medeverdachte, schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van de vrachtwagen en de kentekenplaten met kenteken [kentekennummer 1] . Ook het onder 3 en 5 subsidiair tenlastegelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden.
5.2.1.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair, 4 primair en 5 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair, 4 primair en 5 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 11 oktober 2020 te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een oplegger (met kenteken [kentekennummer 4] ),
diegeheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam bedrijf 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
2.
hij op 11 oktober 2020 te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een container (met als inhoud
koelkastenter waarde van 81000 euro),
diegeheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam bedrijf 3] ( [naam bedrijf 3] ), heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
3.
hij in
de periode van9 oktober 2020 tot en met 11 oktober 2020 te Son en Breugel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een vrachtauto (Merk Mercedes), voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4
hij op 11 oktober 2020 te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, Bang & Olufsen speakers,
een luchtslang, verlichtingskabels,
eentankdop en kentekenplaten ( [kentekennummer 2] en [kentekennummer 5] ),
diegeheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader(s) toebehoorde
n, te weten aan [naam bedrijf 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
5.
hij in de periode van 9 oktober 2020 tot en met 11 oktober 2020 te Son en Breugel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen kentekenplaten ( [kentekennummer 1]
), voorhanden heeft gehad , terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen cursief verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1 en 2, telkens:

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en/of inklimming;

3 en 5, telkens:

medeplegen van opzetheling;

4:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan diefstal en heling van onder meer een vrachtwagen, oplegger, kentekenplaten en een container met inhoud van grote waarde. Zij hebben deze feiten op planmatige, professionele en georganiseerde wijze gepleegd. Urenlang waren zij bezig op de bedrijventerreinen om trekkers en goederen te verplaatsen, om uiteindelijk met de hele vrachtwagencombinatie weg te kunnen rijden. Met gestolen kentekenplaten zorgden zij ervoor dat de vrachtwagen moeilijker te traceren was.
Diefstal van containers en ladingen vormen voor de transportsector een ernstige bron van schade. Niet alleen in de vorm van directe schade, maar ook als gevolg van verhoogde verzekeringspremies en de noodzaak tot het nemen van steeds verdergaande maatregelen ter voorkoming van deze criminaliteit. Verder kan de diefstal van lading grote gevolgen hebben voor de eigenaren van de lading. Verdachte heeft zich om dit alles kennelijk niet bekommerd en alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Uit verdachtes handelen spreekt bovendien minachting voor andermans goederen.
Ook opzetheling is een ernstig strafbaar feit. Heling bevordert diefstal en zorgt bovendien voor een illegaal circuit van goederen, waardoor de reguliere, eerlijke handel wordt verstoord en schade wordt toegebracht.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
31 maart 2021 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten acht de rechtbank alleen het opleggen van een gevangenisstraf passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank heeft hierbij gekeken naar de oriëntatiepunten zoals opgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waarin bij een combinatie van feiten als de onderhavige een onvoorwaardelijke gevangennisstraf van negen maanden als uitgangspunt heeft te gelden.
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met de in hoge mate georganiseerde wijze waarop de feiten zijn gepleegd en de grote waarde van de gestolen goederen. Evenwel wordt aanleiding gezien om een lagere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd, gelet op het eerder besproken letsel dat de verdachte heeft opgelopen bij zijn aanhouding en de wijze waarop daarover is geverbaliseerd.
Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarde die hierna wordt genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9..Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

[naam bedrijf 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het onder 1 tenlastegelegde, en [naam bedrijf 5] ter zake van het onder 4 tenlastegelegde.
9.1.
Benadeelde partij [naam bedrijf 4]
De benadeelde partij [naam bedrijf 4] vordert een vergoeding van € 5.930,- aan materiële schade. Deze vordering bestaat uit de afschrijving van de chassis ter hoogte van € 1.250,- en de kosten van de zogenoemde
detentionter hoogte van € 4.680,- die betaald moest worden vanwege het te laat afleveren van de container, als gevolg van de diefstal en inbeslagname.
9.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren voor wat betreft de afschrijving van de chassis en om de vordering betreffende de kosten van
detentiontoe te wijzen.
9.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en om die reden verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Ook subsidiair wordt niet-ontvankelijkheid verzocht, omdat onduidelijk is of de vordering is ingediend door een daartoe bevoegd persoon en omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Specifiek geldt voor de kosten van
detentiondat de vrachtwagen al op 4 november 2020 is teruggegeven aan de benadeelde partij en dat de periode van 50 dagen niet onderbouwd is.
9.1.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de vordering is ingediend door [naam 1] namens [naam bedrijf 4] , daartoe gemachtigd door [naam bedrijf 6] . Bij de vordering is een uittreksel van de Kamer van Koophandel gevoegd. Ter zitting is door [naam 2] , werkzaam bij [naam bedrijf 4] , toegelicht dat [naam bedrijf 4] onderdeel is van [naam bedrijf 6] .
De rechtbank acht hiermee voldoende duidelijk geworden dat [naam 1] gemachtigd was om namens het slachtoffer de vordering in te dienen. De vordering is op de juiste wijze ingediend. Dat de informant op zitting een andere persoon is dan de indiener van het verzoek tot schadevergoeding, doet daar niets aan af. De benadeelde partij is dan ook ontvankelijk in haar vordering.
Ten aanzien van de
afschrijvingvan de chassis is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat deze niet voor vergoeding in aanmerking komt. Dit betreft geen schade die rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit. Wat betreft deze post zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijk rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de kosten van
detentionis de periode van 50 dagen gemotiveerd betwist door de verdachte. Voorts is gebleken dat de periode die opgenomen is in de door de benadeelde partij bijgevoegde factuur, al begint op 10 oktober 2020, een dag voordat de diefstal plaatsvond. De rechtbank zal de vordering betreffende deze post dan ook gematigd toewijzen, te weten voor de periode van 11 oktober tot en met 4 november 2020 (zijnde de datum waarop de in beslag genomen goederen zijn vrijgegeven door de officier van justitie) en aan de hand van de toegepaste berekening en de tarieven zoals vermeld in de factuur.
De vordering zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van (9 dagen x € 80 + 7 dagen x € 120 =) € 1.560,-. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Ook dit overige deel kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 11 oktober 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.2.
Benadeelde partij [naam bedrijf 5]
De benadeelde partij [naam bedrijf 5] vordert een vergoeding van € 31.853,93 aan materiële schade.
9.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering gematigd toe te wijzen, door aan te sluiten bij de nieuwe berekening die voor de zitting door de benadeelde partij is overgelegd. Deze berekening komt neer op een toewijsbaar bedrag van € 4.788,36.
9.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, primair gelet op de bepleite vrijspraak en subsidiair omdat niet duidelijk is of de vordering is ingediend door een daartoe gemachtigd persoon.
9.2.3.
Beoordeling
De rechtbank constateert dat op het verzoek om schadevergoeding vermeld staat dat dit verzoek is ingediend door een natuurlijk persoon te weten [naam 3] . De naam van [naam bedrijf 5] wordt nergens vermeld en er is geen uittreksel uit de registers van de Kamer van Koophandel en/of machtiging van [naam bedrijf 5] aan [naam 3] bijgevoegd. Uit het formulier blijkt dan ook niet wie als vertegenwoordiger van de rechtspersoon bevoegd is om een vordering in te dienen. Om deze reden zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam bedrijf 4] een schadevergoeding betalen van € 1.560,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam bedrijf 5] wordt in deze procedure over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 57, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 3 primair en 5 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair, 4 primair en 5 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
1 (één) maand niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam bedrijf 4] , te betalen een bedrag van
€ 1.560,- (zegge: vijftienhonderdzestig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam bedrijf 4] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij [naam bedrijf 5] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij [naam bedrijf 5] en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam bedrijf 4] te betalen
€ 1.560,-(hoofdsom,
zegge: vijftienhonderdzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.560,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
25 (vijfentwintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. van der Leeden, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en W.H.J. Stemker Köster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Voogel-van Buuren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 oktober 2020 te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een oplegger (met kenteken [kentekennummer 4] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam bedrijf 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen oplegger onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 oktober 2020 te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een oplegger (met kenteken [kentekennummer 4] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 11 oktober 2020 te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een container (met als inhoud koekasten ter waarde van 81000 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam bedrijf 3] ( [naam bedrijf 3] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen container onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 oktober 2020 te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een container (met als inhoud koekasten ter waarde van 81000 euro, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij in of omstreeks 9 oktober 2020 tot en met 10 oktober 2020 te Son en Breugel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een vrachtauto (Merk Mercedes), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam bedrijf 1] en/of [naam 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen vrachtauto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 9 oktober 2020 tot en met 11 oktober 2020 te Son en Breugel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een vrachtauto (Merk Mercedes), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 9 oktober 2020 tot en met 11 oktober 2020, te Son en Breugel en/of te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam en/of te Barendrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een vrachtauto (Merk Mercedes), althans enig goed heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een vrachtauto (Merk Mercedes), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
4
hij op of omstreeks 11 oktober 2020 te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meer Bang & olufsen speakers, luchtslagen, verlichtingskabels, tankdop en/of kentekenpla(a)t(en) ( [kentekennummer 2] en [kentekennummer 5] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam bedrijf 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goed(eren)onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 oktober 2020 te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meer Bang & olufsen speakers, luchtslagen, verlichtingskabels, tankdop en/of kentekenpla(a)t(en) ( [kentekennummer 2] en [kentekennummer 5] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij in of omstreeks de periode van 9 oktober 2020 tot en met 11 oktober 2020 te Son en Breugel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meer kentekenpl(a)t(en) ( [kentekennummer 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam bedrijf 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 9 oktober 2020 tot en met 11 oktober 2020 te Son en Breugel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meer kentekenpl(a)t(en) ( [kentekennummer 1] , althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 9 oktober 2020 tot en met 11 oktober 2020, te Son en Breugel en/of te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam, en/of te Barendrecht althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer voorwerpen, te weten één of meer kentekenpl(a)t(en) ( [kentekennummer 1] ) , althans enig goed heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een of meer voorwerp(en), te weten één of meer kentekenpl(a)t(en) ( [kentekennummer 1] ), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.