2.3.Het perceel waarop het bouwplan is voorzien ligt in het plangebied van het bestemmingsplan “Hardinxveld-Giessendam, bebouwd gebied” en op het perceel rust de enkelbestemming ‘Wonen’ en de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologische verwachting 7’ en de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone - laagvliegroute’.
Op grond van artikel 1.158 van de planvoorschriften is een woning een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Op grond van artikel 34.1.1 van de planvoorschriften zijn de voor 'Wonen' aangewezen gronden voor zover hier van belang bestemd voor:
a. wonen, waaronder mede wordt verstaan de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
(…)
g. bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op grond van artikel 34.2.6 van de planvoorschriften gelden ten aanzien van de in lid 34.1 bedoelde gronden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bouwregels:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen voor:
(…)
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
Op grond van artikel 34.5.1 van de planvoorschriften mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan het bestaande aantal wooneenheden of het aantal wooneenheden dat volgens de in artikel 34.2.1 opgenomen bouwaanduidingen en de bij deze aanduidingen behorende bouwregels is toegestaan, behalve ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', ter plaatse waarvan het middels die aanduiding aangegeven aantal woningen als maximum geldt.
Op grond van artikel 58.1, onder e, van de planvoorschriften kunnen Burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m, voor zover de bestemming niet in een afwijking voorziet.
Op grond van artikel 58.2, onder a, van de planvoorschriften kan een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 58.1, slechts worden verleend, mits de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
3. Verzoeker en vergunninghouder zijn buren. Verzoeker is eigenaar en bewoner van het perceel aan de [adres 2]. Vergunninghouder is eigenaar en bewoner van het perceel [adres 1].
4. Bij bestreden besluit heeft verweerder een omgevingsvergunning aan vergunninghouder verleend voor de activiteiten bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het bouwplan in strijd is met artikel 34.2.6. van de planvoorschriften, omdat de buitentrap met bordes een hoogte heeft van 3,92 m, waar 2 m is toegestaan. Met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 1° van de Wabo juncto artikel 58.1, onder e, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan kan echter medewerking worden verleend aan het bouwplan. Gelet op de situering van de trap met het bordes achterop het perceel en de afstanden tot de perceelsgrenzen van de omwonenden worden de belangen van verzoeker niet onevenredig geschaad, aldus verweerder. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit de aanvraag blijkt dat een opslagruimte binnen een bestaande woning gebruikt gaat worden als woonruimte, maar niet als een zelfstandige woning. Voor een zelfstandige woning dienen er extra en andere vergunningsplichtige bouwkundige voorzieningen te worden aangevraagd.
5. Verzoeker kan zich niet verenigen met het verlenen van de omgevingsvergunning, omdat uit de gesprekken die hij met vergunninghouder heeft gevoerd en uit de tekeningen bij de aanvraag blijkt dat er sprake is van het realiseren van een nieuwe wooneenheid. De dochter van vergunninghouder en haar partner gaan wonen in de extra woonruimte die wordt gerealiseerd. Verzoeker komt niet zo zeer op tegen de vergunde dakopbouw, maar wel tegen het voorgenomen of beoogd gebruik als nieuwe wooneenheid of een extra huishouden, wat door het vergunnen van de trap met bordes mogelijk wordt gemaakt. De nieuwe wooneenheid kijkt uit op de tuin van verzoeker. Subsidiair voert verzoeker aan dat voor het geval dit allemaal op een groot misverstand mocht berusten en het bouwplan niet als extra wooneenheid voor een nieuw huishouden wordt gebruikt, als voorschrift aan de vergunning een verbod op bewoning dient te worden opgenomen.
6 Gelet op de verklaringen ter zitting heeft verzoeker naar het oordeel van de voorzieningenrechter aannemelijk gemaakt dat er een spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening.