ECLI:NL:RBROT:2021:4317

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2021
Publicatiedatum
18 mei 2021
Zaaknummer
C/10/575566 / JE RK 19-1792 en C/10/575384 / JE RK 19-1756
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder na jarenlange uithuisplaatsing, met zwaarwegende mening van de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 januari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot beëindiging van het gezag van de moeder over de minderjarige [voornaam minderjarige]. De minderjarige, die sinds 2004 is geboren en al zeven jaar niet meer thuis woont, verblijft momenteel in een jeugdhulpaanbieder, Pluryn. De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling (GI) tot voogdes te benoemen, omdat de moeder volgens de Raad onvoldoende inzicht heeft in de impact van de gebeurtenissen op de minderjarige en niet in staat is om haar belangen te behartigen. De minderjarige heeft echter aangegeven dat zij niet wil dat het gezag van haar moeder wordt beëindigd, uit angst dat dit betekent dat zij geen contact meer kan hebben met haar ouders.

De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop zorgvuldig overwogen. De minderjarige is gehoord in het bijzijn van een bijzondere curator, en haar mening is zwaar meegewogen in de beslissing. De rechtbank concludeert dat de ontwikkeling van de minderjarige niet in gevaar komt als de huidige situatie gehandhaafd blijft, waarbij zij bij Pluryn woont en omgang heeft met haar ouders. De rechtbank wijst het verzoek van de Raad af, omdat beëindiging van het gezag van de moeder niet in het belang van de minderjarige is. Daarnaast heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige verlengd tot 16 augustus 2020, omdat aan de wettelijke criteria is voldaan.

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, mr. A.A.J. de Nijs, in aanwezigheid van de griffier, mr. E.M. Borges Dias. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/575566 / JE RK 19-1792 en C/10/575384 / JE RK 19-1756
datum uitspraak: 24 januari 2020

beschikking beëindiging gezag, ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2004 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

mr. D.S. LÖSING,

hierna te noemen de bijzondere curator, kantoorhoudende te Rotterdam.
De rechtbank merkt als informant aan:

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 1 augustus 2019 en de daaraan ten grondslag liggende stukken,
- het verslag van de bijzondere curator van 6 december 2019, ingekomen bij de griffie op
10 december 2019,
- de briefrapportage van de GI van 12 december 2019, ingekomen bij de griffie op
13 december 2019,
- de fax met bijlagen van de GI van 21 januari 2020,
- de briefrapportage met bijlagen van de Raad van 21 januari 2020, ingekomen bij de griffie op 22 januari 2020.
Op 24 januari 2020 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord in het bijzijn van de bijzondere curator,
- de moeder, bijgestaan door mr. M.S. Krol, advocaat te Rotterdam,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2]
- de bijzondere curator, voornoemd.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten Pluryn.
Bij beschikking van 1 augustus 2019 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot
16 februari 2020. De kinderrechter heeft bij die beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 16 februari 2020.

Het verzoek van de Raad

T.a.v. zaaknummer C/10/575566 / JE RK 19-1792:
De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogdes over [voornaam minderjarige] te benoemen.

Het standpunt van de Raad

[voornaam minderjarige] heeft een trauma opgelopen door de ingrijpende levensgebeurtenissen die zij heeft meegemaakt. De moeder is onvoldoende in staat inzicht te tonen in de impact die alle gebeurtenissen op [voornaam minderjarige] hebben gehad. De jarenlange ondertoezichtstelling heeft niet geleid tot het ontstaan van inzicht bij de moeder. [voornaam minderjarige] ’s belaste voorgeschiedenis en de wijze waarop de moeder daarmee omgaat, maken dat de Raad van mening is dat een thuisplaatsing niet aan de orde is. [voornaam minderjarige] wil niet dat het gezag van de moeder wordt beëindigd. Dit hangt samen met de gedachte dat dit zal betekenen dat zij geen contact meer mag hebben met haar moeder en vader. Er aan [voornaam minderjarige] uitgelegd dat hier geen sprake van is. De bezwaren van [voornaam minderjarige] zijn vooral praktisch van aard en veelal gebaseerd op onjuistheden. Er is bij [voornaam minderjarige] sprake van vroegkinderlijke chronische traumatisering op jonge leeftijd en de uitspraken van [voornaam minderjarige] dienen dan ook in dit perspectief gezien te worden. [voornaam minderjarige] is zeer beïnvloedbaar. De moeder is onvoldoende in staat de belangen van [voornaam minderjarige] te behartigen. Er is geprobeerd binnen de ondertoezichtstelling te bezien waar het perspectief van [voornaam minderjarige] ligt. Duidelijk is geworden dat dit niet in de thuissituatie is. Het is niet de bedoeling om de ondertoezichtstelling telkens te verlengen zonder dat er perspectief is op een thuisplaatsing. Het is in het belang van [voornaam minderjarige] dat het gezag van moeder beëindigd wordt en dat iemand anders de belangrijke besluiten kan gaan nemen.

De standpunten

De GI staat achter het verzoek van de Raad. [voornaam minderjarige] is bang dat zij haar ouders niet meer ziet als het gezag van de moeder wordt beëindigd. Het beeld dat [voornaam minderjarige] heeft is niet juist. De ouders zullen altijd betrokken worden. Een gezagsbeëindigende maatregel zal niets afdoen aan de contacten tussen de GI en de ouders en de contacten tussen [voornaam minderjarige] en de ouders. Het is belangrijk dat er duidelijkheid en rust komt voor [voornaam minderjarige] . Pluryn sluit goed aan bij de problematiek van [voornaam minderjarige] . Pluryn geeft aan dat [voornaam minderjarige] een langdurig behandeltraject nodig heeft. De moeder verzet zich niet tegen een langdurig traject, echter het is de vraag of zij de hoop heeft dat [voornaam minderjarige] weer thuis zou kunnen wonen. Er is eerder geprobeerd de ondertoezichtstelling af te sluiten, echter dit is niet gelukt.
Namens en door de moeder is verzocht het verzoek van de Raad af te wijzen. Een gezagsbeëindigende maatregel is een vergaande maatregel. De moeder vreest dat als zij haar gezag kwijtraakt zij [voornaam minderjarige] dan ook kwijt is. De moeder denkt ook dat zij dan geen informatie meer krijgt over [voornaam minderjarige] en dat zij geen zicht meer heeft op [voornaam minderjarige] . Zonder gezag kan de moeder niet zomaar informatie opvragen bij Pluryn. Pluryn geeft aan dat de samenwerking met ouders wat hen betreft niet zal veranderen; in de praktijk is dat echter vaak anders. De samenwerking met de GI was goed, maar er is in de afgelopen drie maanden geen contact geweest. De moeder was toen de enige contactpersoon voor Pluryn. Er is nu een nieuwe jeugdbeschermer betrokken. Het is de vraag hoe lang de huidige jeugdbeschermer blijft. [voornaam minderjarige] is op een leeftijd dat zij redelijk weet wat zij wil, echter er wordt niet naar haar geluisterd. [voornaam minderjarige] heeft heftige gebeurtenissen meegemaakt, zij heeft daarin berust en wil naar de toekomst kijken. [voornaam minderjarige] wil graag dat moeder haar gezag behoudt. Het is ook niet in het belang van [voornaam minderjarige] om het gezag van moeder te beëindigen. De situatie van [voornaam minderjarige] is nu stabiel, een gezagsbeëindiging zorgt voor instabiliteit. Het is belangrijk om vooruitgang te boeken en terugvallen te voorkomen. De Raad concludeert dat de aanvaardbare termijn van [voornaam minderjarige] om duidelijkheid te krijgen over haar perspectief verstreken is, maar [voornaam minderjarige] denkt daar zelf anders over. De moeder is 24 uur bereikbaar voor [voornaam minderjarige] en [voornaam minderjarige] vindt steun bij haar moeder. De ouders zijn leerbaar gebleken en luisteren naar de hulpverlening om hen heen. De GI heeft de Raad verzocht onderzoek te doen naar een gezagsbeëindigende maatregel. De GI heeft echter niet onderzocht of de hulpverlening in het vrijwillig kader kan worden ingezet. De ondertoezichtstelling van de andere kinderen in de thuissituatie is beëindigd; dat zegt wel wat. Beëindiging van het gezag van de moeder is niet in het belang van [voornaam minderjarige] .
De vader sluit zich aan bij het standpunt van de moeder.
De bijzondere curator merkt het volgende op. Het is niet duidelijk waarom het verzoek nu pas is gedaan. [voornaam minderjarige] woont al zeven jaar niet meer thuis. Al die tijd lag het perspectief van [voornaam minderjarige] niet thuis. De aanvaardbare termijn is inmiddels wellicht verstreken, maar dat geldt nog meer voor de aanvaardbare termijn van het doen van een verzoek als het onderhavige. Hoewel het er nu naar uitziet het perspectief van [voornaam minderjarige] niet binnen een aanvaarbare termijn bij de ouders ligt, moet ook gekeken worden naar wat de gevoelsmatige gevolgen van zo’n beslissing zijn voor [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] heeft de angst dat alle officiële banden met haar moeder volledig worden afgesneden en dat zij haar ouders niet meer zal zien. [voornaam minderjarige] is wat haar behandeling betreft gebaat bij adequaat handelen. De moeder heeft hierin tot nu toe een belangrijke rol gehad, onder meer omdat de GI drie maanden niet betrokken is geweest. De moeder wil een vinger aan de pols houden en zicht blijven houden op [voornaam minderjarige] . De bezwaren die [voornaam minderjarige] heeft, zijn niet irreëel. Indien er immers een meningsverschil zou ontstaan tussen moeder en Pluryn of moeder en de GI, dan heeft de moeder geen zeggenschap meer. Pluryn heeft in haar behandelplan overigens niet opgenomen dat een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] geen optie is. De bijzondere curator is van mening dat [voornaam minderjarige] goed kan verwoorden waarom zij wil dat moeder haar gezag behoudt. Er is veel gebeurd in het verleden. De grootste schade die [voornaam minderjarige] heeft ondervonden is mogelijk niet door het seksueel misbruik door vader. De vele overplaatsingen en de onzekerheid die daarmee gepaard is gegaan voor [voornaam minderjarige] , zijn waarschijnlijk schadelijker geweest. [voornaam minderjarige] is nu 15 jaar, zij weet dat haar ouders vinden dat zij op dit moment bij Pluryn op een goede plek verblijft.

Het verzoek van de GIT.a.v. zaaknummer C/10/575384 / JE RK 19-1756:

De GI heeft, oorspronkelijk, verzocht de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van een jaar, te weten tot 16 augustus 2020. Dit verzoek is gedaan voor het geval het verzoek van de Raad wordt afgewezen.

Het standpunt van de belanghebbende

Hoewel de moeder van mening is dat de hulpverlening in het vrijwllige kader kan worden voortgezet, refeert zij zich met betrekking tot deze verzoeken aan het oordeel van de rechtbank. De moeder (en de vader) zijn het eens met het verblijf van [voornaam minderjarige] bij Pluryn, waar zij de hulpverlening krijgt die zij nodig heeft. Het maakt de ouders niet uit of de hulpverlening in het gedwongen of vrijwillig kader wordt voortgezet, omdat zij hoe dan ook daaraan meewerken.

De beoordeling

T.a.v. zaaknummer C/10/575566 / JE RK 19-1792:
De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt onder meer dat [voornaam minderjarige] een zeer belaste voorgeschiedenis kent. De sociaal-emotionele problemen van [voornaam minderjarige] hebben hun oorsprong in een onveilige hechting en hebben zich voortgezet in een gezinsstructuur die bij tijde kenmerken heeft gekend van een overlevend gezinssysteem. [voornaam minderjarige] is getraumatiseerd door wat zij in het verleden heeft meegemaakt, waaronder het seksueel misbruik door de vader en de vele overplaatsingen. [voornaam minderjarige] heeft aan de Raad kenbaar gemaakt dat zij haar vader vergeven heeft. Zij weet dat hij slechte dingen heeft gedaan, maar ze wijst erop dat hij zijn excuses aan haar heeft aangeboden, in de gevangenis heeft gezeten, PTSS heeft gehad en therapie heeft gevolgd. De vader is halverwege 2012 van het ouderlijk gezag over zijn drie kinderen, waaronder [voornaam minderjarige] , ontzet. Een verzoek zijnerzijds in 2016 tot gezagsherstel is afgewezen. Sinds lange tijd vindt er wel weer omgang plaats tussen [voornaam minderjarige] en de vader. De Raad is van mening dat de moeder het door de vader gepleegde strafbare feit ernstig bagatelliseert.
[voornaam minderjarige] heeft verder kenbaar gemaakt dat zij het lastig vindt dat zij gedurende haar jarenlang uithuisplaatsing op veel verschillende plekken heeft gezeten, waardoor zij telkens een nieuwe band heeft moeten opbouwen. Uit de stukken volgt dat het beleid van de diverse opvolgende hulpverleners over wat het beste voor [voornaam minderjarige] was, niet altijd eenduidig is geweest. Zo is de geplande opname bij het Utrechts Medisch Centrum, waar geruime tijd op is gewacht, uiteindelijk niet doorgegaan.
[voornaam minderjarige] verblijft nu sinds februari 2019 bij Pluryn en sinds mei 2019 op de huidige behandelgroep. [voornaam minderjarige] zal hier naar verwachting voorlopig blijven; zij profiteert van de gestructureerde omgeving. [voornaam minderjarige] heeft langdurig behandeling nodig voor haar problematiek. Van belang is dat zij deze behandeling voortzet.
[voornaam minderjarige] is ruim 15 jaar oud en zeer stellig in haar mening dat zij wenst dat het gezag van de moeder in stand blijft. [voornaam minderjarige] is bang dat zij anders helemaal geen contact meer kan hebben met haar ouders. Voor haar speelt daarbij een rol dat zij als enige van de drie kinderen van de ouders uit huis is geplaatst. Hiermee heeft zij al een uitzonderingspositie; indien moeders gezag wordt beëindigd wordt deze uitzonderingspositie versterkt. Het is voor [voornaam minderjarige] een belangrijke gevoelsmatige kwestie. Zij verzet zich ertegen dat de GI alle beslissingen over haar gaat nemen; zij wil dat haar moeder dat zal blijven doen.
[voornaam minderjarige] woont inmiddels 7 jaren niet meer thuis. Zij en haar ouders hebben aangegeven dat zij niet goed begrijpen dat juist nu het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder wordt gedaan, mede omdat recent de ondertoezichtstelling van de twee thuiswonende kinderen niet meer nodig werd geacht.
Uit artikel 1:266, eerste lid, BW volgt dat de rechtbank het gezag van een ouder
kanbeëindigen, indien aan de voorwaarden wordt voldaan. De rechtbank is hiertoe niet gehouden. Los van de vraag of aan de voorwaarden voor een gezagsbeëindiging van de moeder is voldaan, is de rechtbank van oordeel dat gezien de leeftijd van [voornaam minderjarige] haar mening zwaar moet meewegen in de te nemen beslissing. [voornaam minderjarige] heeft veel meegemaakt in haar leven, heeft veel verlieservaringen gekend en is zeer stelling in haar mening dat zij wenst dat haar moeder het gezag over haar behoudt. Over tweeëneenhalf jaar zal [voornaam minderjarige] meerderjarig zijn en zelf haar beslissingen kunnen nemen. Al zeven jaar lang woont zij niet meer thuis, deels middels kinderbeschermende maatregelen, deels via het vrijwillige kader. De rechtbank is van oordeel dat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] geen (extra) gevaar loopt indien de huidige situatie gehandhaafd blijft, waarbij zij langdurig bij Pluryn woont, omgang heeft met de ouders en haar broer en zus en waarbij de GI de ondertoezichtstelling uitvoert om als neutrale derde de situatie te monitoren. Er zijn geen zorgen over de medewerking van de ouders aan het beleid van Pluryn en de GI ten aanzien van [voornaam minderjarige] . De kans dat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] in gevaar komt door een gezagsbeëindiging van de moeder tegen de stellige wens van [voornaam minderjarige] in, is daarentegen reëel. Het zal voor [voornaam minderjarige] als de zoveelste verlieservaring in haar leven voelen. De rechtbank is daarom van oordeel dat beëindiging van het gezag van de moeder niet in het belang van [voornaam minderjarige] is en de rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.
T.a.v. zaaknummer C/10/575384 / JE RK 19-1756:
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW en 1:256c, tweede lid, BW. De rechtbank zal daarom de – niet weersproken – verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] toewijzen voor de nog resterende duur.

De beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder;
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 16 augustus 2020;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 16 augustus 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2020 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 maart 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.