ECLI:NL:RBROT:2021:4369

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
C/10/616466 / JE RK 21-907
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige met zorgen over de opvoedcapaciteiten van de ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 april 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de opvoedcapaciteiten van de ouders, [naam moeder] en [naam vader]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland heeft de samenwerking met de ouders beëindigd, wat heeft geleid tot een noodsituatie waarin de ouders niet in staat waren om een veilige en stabiele woonsituatie voor [naam kind] te bieden.

De kinderrechter heeft eerder, op 31 december 2020, een ondertoezichtstelling uitgesproken en op 8 april 2021 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend. De GI heeft verzocht om een verlenging van deze machtiging voor de duur van drie maanden, tot 8 juli 2021. Tijdens de zitting is gebleken dat de ouders openstaan voor hulpverlening, maar dat er nog steeds onvoldoende zicht is op hun opvoedvaardigheden en de noodzakelijke behandeling voor hun individuele problematiek.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders op dit moment niet in staat zijn om [naam kind] een veilige en stabiele opvoedsituatie te bieden. De zorgen over hun opvoedcapaciteiten zijn al lange tijd aanwezig en zijn versterkt door de negatieve ervaringen tijdens de opname bij Brijder. Daarom heeft de kinderrechter besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 8 juli 2021, met de nadruk op het belang van [naam kind] en de noodzaak voor de ouders om snel passende hulpverlening te vinden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/616466 / JE RK 21-907
datum uitspraak: 20 april 2021

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Leiden,
betreffende

[naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2021 te [geboorteplaats kind],

hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder], hierna te noemen de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader], hierna te noemen de vader,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 8 april 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het verweerschrift van de ouders, ingediend door hun advocaat mr. N.S. van der Vliet op 16 april 2021, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 20 april 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. Van der Vliet, voornoemd,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. Van der Vliet, voornoemd,
- twee vertegenwoordigsters van de GI, [naam 1] en [naam 2].
mr. N.S. van der Vliet is door middel van video-bellen gehoord.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 31 december 2020 is [naam kind] als toen nog ongeboren kind onder toezicht gesteld tot 31 december 2021. De kinderrechter heeft bij beschikking van 8 april 2021 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van vier weken. De beslissing is voor het overige aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van drie maanden. Nu resteert de periode tot 8 juli 2021.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Vanaf de zwangerschap van de moeder bestaan er zorgen over de opvoedcapaciteiten van de ouders. Bij de geboorte van [naam kind] zijn de moeder en [naam kind] om meer zicht op de opvoedvaardigheden van de moeder te krijgen en voor behandeling opgenomen bij Brijder. Vanwege de afwerende houding van de moeder en door een voorval waarbij de moeder bij de vader zonder rijbewijs en zonder zitje voor [naam kind] in de auto is gestapt, heeft Brijder de opname per 8 april 2021 stopgezet. Hierdoor zou de moeder op straat komen te staan, als gevolg waarvan de GI de spoeduithuisplaatsing van [naam kind] heeft verzocht. De beide ouders hebben individuele problematiek waarvoor zij behandeling nodig hebben. Bij verschillende organisaties, waaronder Arosa en Yulius, is dit een contra-indicatie voor een gezinsopname, daar de gezinsbehandeling dan niet op de voorgrond kan staan. Van belang is daarom dat er eerst zicht komt op de behandeling die de ouders individueel nodig hebben, voordat kan worden overgegaan op gezinsbehandeling. Een verlenging van de uithuisplaatsing is noodzakelijk zodat de ouders passende behandeling kunnen vinden voor hun individuele problematiek.

Het standpunt van belanghebbenden

Door en namens de ouders is ter zitting het volgende naar voren gebracht. Brijder heeft sinds het begin van de opname aangegeven niet te weten of zij aansluiten bij de problematiek van de moeder. Tijdens de opname is met Brijder besproken dat een individueel traject voor haar beter zou passen, omdat de moeder met name tijdens de groepstherapie vastliep. Brijder heeft daarom intensieve ambulante begeleiding geadviseerd. Daarbij was het bij Brijder beperkt mogelijk om de vader bij de behandeling te betrekken. Hierdoor is er geen zicht op zijn opvoedvaardigheden. De ouders staan open voor hulpverlening en willen hieraan meewerken. Zo heeft de moeder zelf contact opgenomen met de Parnassia-groep om individuele hulpverlening op te starten. De ouders erkennen dat zij de afgelopen periode meer ruzie hadden. Door de opname bij Brijder zijn de ouders van elkaar gescheiden waardoor er onderling wantrouwen en frustratie is ontstaan. Nu de opname bij Brijder is stopgezet, wonen de ouders weer samen waardoor de onrust is afgenomen. De ouders zijn dan ook bereid om mee te werken aan een vorm van hulpverlening waarbij hun onderlinge omgang wordt gemonitord. Van belang is dat wordt gekeken naar de mogelijkheid om op de korte termijn ambulante spoedhulp in te zetten of naar een gezinsopname van het hele gezin. Ten tijde van de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing was duidelijk dat er alternatieve vormen van hulpverlening moesten worden ingezet. Dit maakt dat er geen gronden waren voor de spoedmachtiging en dat de noodzaak hiervoor ontbrak. Primair wordt daarom verzocht om opheffing van de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing. Subsidiair wordt verzocht om plaatsing van [naam kind] bij een netwerkpleeggezin.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de ouders op dit moment onvoldoende in staat zijn om [naam kind] een veilige en stabiele woonsituatie te bieden. De ouders hebben een zeer belast verleden en hebben beiden forse individuele problematiek. Er bestaan al lange tijd, ook ver voor de geboorte van [naam kind], zorgen over hun opvoedvaardigheden. Mede om die reden is [naam kind] voor de geboorte onder toezicht gesteld en zijn [naam kind] en de moeder kort na de geboorte opgenomen bij Brijder. Door Brijder werd gezien dat de moeder keuzes maakte die volgens Brijder niet in het belang van [naam kind] waren. Omdat Brijder van mening was hierdoor niet langer de veiligheid van [naam kind] te kunnen garanderen, heeft Brijder de hulpverlening aan de moeder op 8 april 2021 stopgezet. Daardoor kwamen de moeder en [naam kind] op straat te staan. Een passend alternatief was op dat moment niet beschikbaar. Naar aanleiding van deze noodsituatie heeft de kinderrechter, op goede gronden, een spoedmachtiging uithuisplaatsing voor [naam kind] afgegeven. Het belang van [naam kind] bij een veilige, rustige en stabiele opvoedsituatie moet voorop staan.
Ter zitting is gebleken dat de ouders het met een aantal observaties van Brijder niet eens zijn. Dit hebben zij echter onvoldoende snel en duidelijk aan de GI kenbaar gemaakt, waardoor de GI over deze punten geen navraag heeft kunnen doen bij Brijder. Daarbij komt dat de beslissing om de samenwerking met de moeder te beëindigen (waardoor de moeder op straat kwam te staan), een beslissing van Brijder is geweest, en niet van de GI.
Gezien de grote zorgen die bestaan over de opvoedcapaciteiten van de beide ouders, het negatieve verloop van de opname bij Brijder en de kwetsbaarheid van [naam kind], kan [naam kind] op dit moment niet bij de ouders thuis worden geplaatst. Bij hen thuis is te weinig toezicht op de veiligheid en opvoedsituatie van [naam kind]. De kinderrechter zal daarom de op 8 april 2021 verleende (spoed)machtiging uithuisplaatsing in stand laten en het resterende deel van het verzoek (tot 8 juli 2021) toewijzen.
Het is belangrijk dat de ouders spoedig voor hun individuele problematiek behandeling krijgen. Daarnaast moet de komende periode (opnieuw) contact worden gelegd met (bijvoorbeeld) Arosa en Yulius om te bezien of er mogelijkheden zijn voor een gezinsopname. Indien dat niet het geval is, dient de GI hiervan een (bron)document aan de ouders te tonen waaruit blijkt op welke gronden genoemde instanties een gezinsopname niet passend vinden.
Gezien de jonge leeftijd van [naam kind] en de (korte) aanvaardbare termijn, moet snel worden gehandeld. Hierin ligt een rol voor zowel de GI als voor de ouders (samen met hun advocaat). De ouders dienen actief op zoek te gaan naar (en mee te werken aan) hulpverlening voor henzelf, alsmede voor hen als gezin. De GI dient hen hierin te ondersteunen en een actieve houding te hebben in de zoektocht naar een mogelijk passende plek voor de ouders samen met [naam kind]. Daarnaast moet gekeken worden naar de mogelijkheden van een eventuele netwerkplaatsing. Ook daarin dienen de ouders actief mee te denken met de GI.
Uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [naam kind] voor de verzochte duur noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 8 juli 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2021 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van F.G. Hermans als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 mei 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.