ECLI:NL:RBROT:2021:4397
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van de verklaring voor geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën C en CE
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) over de weigering van een verklaring voor geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën C en CE. De eiser had eerder een Gezondheidsverklaring ingediend en een rijbewijs aangevraagd, maar het CBR had hem ongeschikt verklaard vanwege een gezichtsveldbeperking (hemianopsie). De rechtbank oordeelde dat de hoorplicht was geschonden, maar dat dit gebrek kon worden gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank bevestigde dat de eiser niet voldeed aan de eisen van geschiktheid zoals neergelegd in de Regeling eisen geschiktheid 2000, en dat de weigering van het CBR terecht was. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet onder de uitzonderingssituatie viel die in de Regeling is opgenomen, omdat hij niet voldeed aan de vereisten voor het verkrijgen van een rijbewijs van groep 2 met regiobeperking. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar bepaalde dat het CBR het griffierecht van € 174,- aan de eiser moest vergoeden en veroordeelde het CBR tot betaling van de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.068,-.