ECLI:NL:RBROT:2021:4411

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
20 mei 2021
Zaaknummer
C/10/615603 / JE RK 21-746
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van kinderen in een onveilige opvoedingsomgeving

In deze zaak heeft de kinderrechter op 26 april 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee kinderen, hierna te noemen [naam kind 1] en [naam kind 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing voor negen maanden. De kinderen verblijven momenteel in een netwerkpleeggezin, maar er zijn ernstige zorgen over hun veiligheid en ontwikkeling. De vader en stiefmoeder zijn niet in staat gebleken om de zorgen weg te nemen, en de hulpverlening heeft de samenwerking met hen stopgezet vanwege de onveilige situatie.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De spanningen binnen het gezin zijn zo hoog opgelopen dat de veiligheid van de kinderen niet meer gewaarborgd kan worden. De vader en stiefmoeder hebben onvoldoende pedagogische vaardigheden en zijn niet in staat om adequaat om te gaan met de behoeften van de kinderen. De kinderrechter heeft daarom besloten om de kinderen onder toezicht te stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, met als doel hun veiligheid en ontwikkeling te waarborgen.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is op 6 mei 2021 vastgesteld. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/615603 / JE RK 21-746
datum uitspraak: 26 april 2021

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1], geboren op [geboortedatum kind 1] 2013 te [geboorteplaats kind 1],

hierna te noemen [naam kind 1],
[naam kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2] 2013 te [geboorteplaats kind 2],
hierna te noemen [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam vader], hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader],

[naam stiefmoeder], hierna te noemen de stiefmoeder, wonende te [woonplaats stiefmoeder],

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van 23 maart 2021, ingekomen bij de griffie op 24 maart 2021.
Op 26 april 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de vader,
- de stiefmoeder,
- een vertegenwoordiger van de Raad, te weten [naam 1],
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [naam 2].

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de vader.

[naam kind 1] en [naam kind 2] verblijven in een netwerkpleeggezin.
Bij beschikking van 2 februari 2021 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] voorlopig onder toezicht gesteld tot 2 mei 2021.
Bij beschikking van 1 maart 2021 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] binnen het netwerk, te weten bij [naam 3], verlengd voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

Het verzoek en het standpunt van de Raad

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verzocht voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] binnen het huidige familienetwerk verzocht voor de duur van negen maanden.
De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
Er zijn zorgen over de fysieke en sociaal-emotionele veiligheid van [naam kind 2] en [naam kind 1]. In 2018 zijn zij hun moeder verloren. De vader is hertrouwd met de stiefmoeder. [naam kind 2] en [naam kind 1] groeien bij hen op in een onveilige en instabiele opvoedingsomgeving. De stiefmoeder spreekt op een niet respectvolle manier over de moeder van [naam kind 2] en [naam kind 1]. De spirituele overtuigingen van de stiefmoeder zijn onderdeel geworden van het gezin. Er zijn zorgen over de opstelling van de vader en de stiefmoeder tegenover de hulpverlening en hun bejegening naar [naam kind 2] en [naam kind 1]. Zij spreken [naam kind 2] en [naam kind 1] op een nare en onheuse wijze toe. De vader sluit zich aan bij de stiefmoeder en kiest niet voor de belangen van [naam kind 2] en [naam kind 1]. Daar komt bij dat de vader en de stiefmoeder beperkte opvoedvaardigheden hebben. In de afgelopen periode zijn [naam kind 2] en [naam kind 1] uit huis geplaatst, weer bij de vader en de stiefmoeder terug geplaatst, waarna zij opnieuw uit huis zijn geplaatst omdat de zorgen door de hulpverlening niet op een adequate wijze met de vader en de stiefmoeder bespreekbaar zijn geweest.

Het standpunt van de belanghebbenden

De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund en het volgende meegedeeld.
Vanwege de visie van de stiefmoeder en het feit dat de vader haar daarin heeft gesteund, is de situatie voor de hulpverleners vanuit de Ambulante Spoed Hulp (ASH) onwerkbaar geweest. De vader heeft de situatie onvoldoende veilig voor [naam kind 2] en [naam kind 1] gekregen. Er is weinig begrip en inlevingsvermogen bij de vader en de stiefmoeder. Daarom is ASH bij de vader thuis gestopt. Wel is ASH in het netwerkpleeggezin voortgezet. ASH heeft geadviseerd om voor [naam kind 2] en [naam kind 1] een neutraal pleeggezin te zoeken. Er zijn zorgen over een loyaliteitsconflict bij [naam kind 2] en [naam kind 1], omdat de vader moeite heeft met het netwerkpleeggezin waar zij zijn geplaatst. Daarnaast zijn er zorgen over de opvoedvaardigheden van [naam 4]. Op 7 mei 2021 zullen [naam kind 1] en [naam kind 2] in een neutraal pleeggezin worden geplaatst. De komende periode zal de omgang tussen [naam kind 1] en [naam kind 2] en de vader worden hervat en zal het perspectief worden bepaald. Ook zal speltherapie voor [naam kind 1] en [naam kind 2] worden aangevraagd, zodat zij hun trauma’s kunnen verwerken. Indien het verzoek van de Raad wordt toegewezen, is het wenselijk dat de duur van de machtiging uithuisplaatsing gelijk zal verlopen met de duur van de ondertoezichtstelling.
De vader heeft ter zitting - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Hij is niet blij met een ondertoezichtstelling en een machtiging uithuisplaatsing. De vader heeft echter niet de verwachting dat er een situatie zal ontstaan, waarbij [naam kind 1] en [naam kind 2] kunnen worden teruggeplaatst. De vader kan het gedrag van [naam kind 1] en [naam kind 2] niet meer aan. De vader betreurt het dat hij vanuit de hulpverlening geen antwoord heeft gekregen op vragen zoals op welke wijze hij met het gedrag van [naam kind 1] en [naam kind 2] kan omgaan. De vader bestrijdt dat sprake is geweest van mishandeling en het opsluiten van [naam kind 1] en [naam kind 2] in hun kamer. De vader maakt zich zorgen over de plaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in het netwerkpleeggezin, maar is positief over de aanstaande plaatsing in het neutrale pleeggezin dat is gevonden. Dit pleeggezin is goed bezig en voedt op met de bijbel. Daar kan de vader zich in vinden.
De stiefmoeder heeft ter zitting - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
ASH heeft de stiefmoeder onvoldoende begeleid in de wijze waarop zij met het gedrag van [naam kind 1] moet omgaan en welke straffen passend zijn. Zo wil [naam kind 1] met haar knuffelen, waar de stiefmoeder nog niet aan toe is. [naam kind 1] doet dieren pijn. De stiefmoeder kan niet met dit gedrag omgaan en is dan geneigd om [naam kind 1] een klap te geven. Op deze wijze wil zij niet dat [naam kind 1] en [naam kind 2] worden teruggeplaatst.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1] en [naam kind 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Na de dood van hun moeder in 2018 groeien zij op bij de vader en sinds medio 2020 ook bij de stiefmoeder. De spanningen in het gezin zijn dermate opgelopen dat de onderlinge verhoudingen binnen het gezin ernstig verstoord en ontwricht zijn geraakt, waardoor de veiligheid van [naam kind 2] en [naam kind 1] niet meer kan worden gewaarborgd. Er zijn ernstige zorgen over de wijze waarop de vader en de stiefmoeder [naam kind 2] en [naam kind 1] bejegenen. Ook zijn er signalen dat zij op zeer negatieve en pijnlijke wijze spreken over de overleden moeder. De vader en de stiefmoeder geven buitensporige en niet adequate straffen en lijken niet aan te kunnen sluiten bij de leeftijd en de problematiek van [naam kind 2] en [naam kind 1]. De stiefmoeder lijkt een dominantere, strengere aanpak te hebben dan de vader. Zij heeft zeer weinig inlevingsvermogen. De vader en de stiefmoeder hebben onvoldoende pedagogische vaardigheden en kunnen onvoldoende aansluiten bij de ontwikkelingsbehoeften van [naam kind 2] en [naam kind 1]. Ook lijkt er weinig passende aandacht te zijn voor hun rouwverwerking en begeleiding van emoties. Hierdoor groeien [naam kind 1] en [naam kind 2] op in een pedagogisch onveilige en instabiele opvoedingsomgeving.
Het is de vader en de stiefmoeder niet gelukt om voornoemde zorgen met hulpverlening van ASH weg te nemen. Sterker nog vanwege de ernst van de dreigende emotionele onveiligheid van [naam kind 2] en [naam kind 1] en de onvoorspelbaarheid in de opvoeding, heeft ASH na drie dagen besloten om de hulp direct te stoppen. Zij geven aan dat de ontwikkeling en emotionele veiligheid van [naam kind 2] en [naam kind 1] vooral in het gedrang zijn door de overheersende denkbeelden van de stiefmoeder, waartegen de vader geen weerstand lijkt te kunnen bieden. De vader en de stiefmoeder zijn ook met hulpverlening op dit moment niet in staat om de zorgen over de veiligheid en de bedreigde ontwikkeling van [naam kind 2] en [naam kind 1] af te wenden. Zij zijn onvoldoende bereid gebleken om de hulpverlening te aanvaarden, welk beeld past bij de situatie dat de vader en de stiefmoeder hebben aangegeven dat zij onvoldoende antwoorden van de hulpverleners hebben gekregen op hun vragen. Daarom is thans een voortzetting van de uithuisplaatsing noodzakelijk in het belang van de verzorging en de opvoeding van [naam kind 2] en [naam kind 1]. Daarbij is van belang dat [naam kind 2] en [naam kind 1] op of omstreeks 7 mei 2021 in een neutraal pleeggezin worden geplaatst, met welke plaatsing de vader ook kan instemmen. Tot dat moment kunnen [naam kind 2] en [naam kind 1] met hulpverlening bij de huidige plaatsing in het netwerk verblijven.
De komende periode is het van belang dat de jeugdbescherming speltherapie zal inzetten, waar [naam kind 2] en [naam kind 1] gebaat bij lijken. Verder is het van belang dat de vader en de stiefmoeder hulpverlening accepteren, zodat zij [naam kind 2] en [naam kind 1] op een voor hen passende en veilige wijze leren benaderen en op een passende wijze leren corrigeren zodat de (emotionele) veiligheid van [naam kind 2] en [naam kind 1] wordt gewaarborgd.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. Een langere periode dan negen maanden
Is niet verzocht. Daarom zal de machtiging uithuisplaatsing voor de door de Raad verzochte duur worden verleend.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 26 april 2021 tot
26 april 2022;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een pleeggezin met ingang van 26 april 2021 tot 26 januari 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2021 door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld door de kinderrechter en de griffier op 6 mei 2021.
Mr. K.J. van den Herik is buiten staat de schriftelijke bevestiging van deze beslissing mede te ondertekenen. Daarom is deze beschikking gezien en ondertekend door mr. C.N. Melkert, kinderrechter.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.