Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[naam gedaagde 1],
3..[naam gedaagde 3],
1..De procedure
- de dagvaarding van 25 maart 2020 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- het B16 formulier van [naam eiser] met producties 8, 9 en 10,
- het tussenvonnis van 29 september 2020 waarbij de mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 17 november 2020, en de als bijlagen aan het proces-verbaal gehechte en ter zitting overgelegde pleitnota van mr. De Boorder en spreekaantekeningen van mr. Kleij.
2..De feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
Vordering 3 tegen [naam gedaagde 1]
‘Bedrag’. In de overeenkomst van 21 april 2017 staat vermeld:
“Geldgever heeft (…) een geldlening verstrekt ten bedrage van (…)”. In de overeenkomst van 1 december 2017 staat onder punt 1
‘Bedrag’vermeld:
“Geldgever heeft (…) een geldlening verstrekt aan[naam bedrijf 1]
ten bedrage van (…)”.
‘Bedrag’staat vermeld. Waar in de eerste overeenkomst van geldlening niet staat vermeld aan wie de geldlening wordt verstrekt, staat in de overeenkomst van 1 december 2017 vermeld dat de geldlening wordt verstrekt aan [naam bedrijf 1] Nu [naam gedaagde 1] erkent dat hij in privé partij was bij de eerste overeenkomst, is deze enkele wijziging in de overeenkomst van 1 december 2017, onvoldoende om te concluderen dat hij nu, anders dan hiervoor, niet meer in privé de lening is aangegaan. Immers, [naam gedaagde 1] staat vermeld als partij en ook als ondertekenaar van de overeenkomst. Nergens blijkt uit dat hij dit in een andere hoedanigheid heeft gedaan dan als privé persoon. Daarbij komt nog dat als onweersproken vaststaat dat [naam gedaagde 1] de overeenkomst van 1 december 2017 heeft opgemaakt en dat door hem niet is aangevoerd dat hij met [naam eiser] heeft besproken dat hij deze geldleningsovereenkomst, in tegenstelling tot de eerdere overeenkomst, niet in privé wilde aangaan. Ook overigens heeft [naam gedaagde 1] niet aangevoerd in welke hoedanigheid hij bevoegd was om namens [naam bedrijf 1] een lening af te sluiten. Onder deze omstandigheden maakt het enkele feit dat het geld zou worden verstrekt aan [naam bedrijf 1], niet dat de lening niet door [naam gedaagde 1] is aangegaan.