ECLI:NL:RBROT:2021:4610

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
8730398 CV EXPL 20-30362
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelvonnis in huurrechtelijke geschil met kennelijke fout

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een herstelvonnis in een huurrechtelijk geschil. De kantonrechter heeft op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 8730398 CV EXPL 20-30362. Het herstelvonnis volgt op een eerder vonnis van 20 november 2020, waarin een kennelijke fout is vastgesteld. De eiser, vertegenwoordigd door Active Collecting Control & Services B.V., had verzocht om correctie van een bedrag dat in het vonnis was vermeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake was van rekenfouten die eenvoudig te herstellen zijn, zoals bedoeld in artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De gedaagde heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om zich over het herstelverzoek uit te laten.

De kantonrechter heeft de gesignaleerde fouten hersteld en de beslissing in het vonnis van 20 november 2020 aangepast. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 10.176,87 aan de eiser, vermeerderd met wettelijke rente. Dit bedrag is vastgesteld na correctie van eerdere bedragen en het in aanmerking nemen van de betalingen die de gedaagde heeft verricht. De rechter heeft ook bepaald dat het eerdere vonnis zijn kracht verliest en dat partijen een verbeterd afschrift van het vonnis ontvangen. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8730398 CV EXPL 20-30362
uitspraak: 12 maart 2021
herstelvonnis ex artikel 31 Rv van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: Active Collecting Control & Services B.V.
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de vonnis van 20 november 2020 en de daarin genoemde stukken;
de brief van (de gemachtigde van) [eiser] van 24 november 2020;
de brief van de kantonrechter met het voornemen tot herstel van 8 februari 2021;
de brief van (de gemachtigde van) [eiser] van 19 februari 2021.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..Het verzoek tot verbetering

2.1
Bij brief van 24 november 2020 heeft de gemachtigde van [eiser] de kantonrechter als volgt verzocht om het op 20 november 2020 in deze zaak gewezen eindvonnis te herstellen:
“De rechtbank heeft aan hoofdsom toegewezen een bedrag van € 9.959,87 (punt 4.4 in het vonnis).
Als het gevolg van een kennelijke verschrijving is in de beslissing onder punt 5 van het vonnis echter een bedrag van € 8.678,60 vermeld.
Bijgaand treft u het origineel vonnis aan met het verzoek bovenvermeld punt te herstellen en ons een nieuw grosse toe te sturen.”
2.2
[gedaagde] is in de gelegenheid gesteld zich over dit verzoek uit te laten, maar heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

3..De beoordeling

3.1
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] terecht heeft gewezen op onvolkomenheden in het eindvonnis van 20 november 2020. Die onjuistheden vormen kennelijke rekenfouten die zich voor eenvoudig herstel lenen, als bedoeld in artikel 31 Rv. De kantonrechter heeft partijen laten weten voornemens te zijn om, anders dan door [eiser] verzocht, de punten 4.1, 4.4 en het dictum te herstellen.
3.2
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [eiser] medegedeeld zich te refereren aan het oordeel van de kantonrechter. [gedaagde] is in de gelegenheid gesteld zich over dit verzoek uit te laten, maar heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
3.3
Daarom zal de kantonrechter de gesignaleerde fouten herstellen.

4..De beslissing

De kantonrechter
:
verbetert het tussen partijen gewezen vonnis van 20 november 2020 met zaaknummer 8730398 CV EXPL 20-30362 als volgt:
de punten 4.1, 4.4 en het dictum, luidende:
“4.1 [eiser] stelt ter zitting dat de achterstand per oktober € 11.178,60 bedroeg, maar dat [gedaagde] in de loop van het proces nog € 2.500,- heeft betaald, zodat de huurachterstand daardoor € 8.678,60 bedraagt. [gedaagde] betwist de huurachterstand en stelt dat partijen een mondelinge afspraak hebben gemaakt dat [gedaagde] geen huur hoefde te betalen in ruil voor onderhoud aan de woning. [gedaagde] is de huur pas na 7 maanden gaan betalen omdat hij toen in de woning is gaan wonen. [gedaagde] heeft tot slot kosten gemaakt bij het opknappen van de woning, die in mindering van de huur moeten worden gebracht.
[...]
4.4
Omdat [gedaagde] betalingen heeft verricht aan [eiser], nadat hij kosten heeft moeten maken voor de inning van zijn vordering, strekken deze betalingen op grond van artikel 6:44 eerste lid BW als eerste in mindering van de buitengerechtelijke incassokosten, daarna van de reeds vervallen rente en tot slot van de huurachterstand zelf. Hierdoor resteert een vordering ter hoogte van € 9.959,87 aan hoofdsom.
[…]

5..De beslissing

De kantonrechter:

veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] te betalen € 8.678,60 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over een bedrag van € 9.959,87 vanaf 19 augustus 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
[…]
worden vervangen door:
“ 4.1 [eiser] stelt ter zitting dat de achterstand per oktober € 11.178,60 bedroeg, maar dat [gedaagde] in de loop van het proces nog € 2.500,- heeft betaald, zodat de huurachterstand daardoor € 8.678,60 bedraagt. Gelet op de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en de reeds vervallen wettelijke rente, zal het door [gedaagde] betaalde echter niet volledig van de huurachterstand worden afgetrokken. (Zie verder 4.4.) [gedaagde] betwist de huurachterstand en stelt dat partijen een mondelinge afspraak hebben gemaakt dat [gedaagde] geen huur hoefde te betalen in ruil voor onderhoud aan de woning. [gedaagde] is de huur pas na 7 maanden gaan betalen omdat hij toen in de woning is gaan wonen. [gedaagde] heeft tot slot kosten gemaakt bij het opknappen van de woning, die in mindering van de huur moeten worden gebracht.
[…]
4.4
Omdat [gedaagde] voor een bedrag van € 2.500,- betalingen heeft verricht aan [eiser], nadat deze kosten heeft moeten maken voor de inning van zijn vordering, strekken deze betalingen op grond van artikel 6:44 eerste lid BW als eerste in mindering van de buitengerechtelijke incassokosten voor een bedrag van € 965,68, daarna van de reeds vervallen rente voor een bedrag van € 532,59 en tot slot van de huurachterstand zelf voor een bedrag van € 1.001,73. Hierdoor resteert een gevorderde huurachterstand (tevens hoofdsom) ter hoogte van € 10.176,87.
[…]

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] te betalen € 10.176,87 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het saldo vanaf 19 augustus 2020 dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag van de algehele voldoening;
[…]”
bepaalt dat op de minuut van dat vonnis wordt gesteld dat heden dat vonnis is verbeterd onder aanhechting van een gewaarmerkt afschrift van deze verbetering aan die minuut;
bepaalt verder dat de griffier partijen een afschrift in executoriale vorm verschaft van de minuut van het vonnis, waarop is aangetekend dat het is verbeterd en waaraan dat afschrift is gehecht;
wijst partijen erop dat het eerder in executoriale vorm afgegeven afschrift van het op 20 november 2020 onder zaaknummer 8730398 CV EXPL 20-30362 uitgesproken vonnis zijn kracht verliest en wijst hen erop dat zij dat afschrift aan de griffier moeten terugzenden, voor zover zij dat nog niet hebben gedaan;
wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44236