In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 8 april 2021, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. G.A. Bouw – van de Bunt, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering betreft een betaling van € 2.542,98, voortvloeiend uit een aannemingsovereenkomst voor werkzaamheden aan de voortuin van gedaagde. Eiser heeft op 24 februari 2020 een offerte uitgebracht voor het herstellen van een damwand en het aanbrengen van tegels en splitgrind, waar uiteindelijk een prijs van € 2.200,- voor is overeengekomen. Eiser heeft de werkzaamheden in mei 2020 uitgevoerd, maar gedaagde heeft later klachten geuit over de kleur van het grind en de tegels, alsook over de afwerking van de damwand.
De procedure begon met een dagvaarding op 1 december 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling via Skype op 8 maart 2021, waarbij gedaagde niet is verschenen. Eiser heeft zijn standpunt toegelicht en bewijsstukken overgelegd, waaronder foto's van de uitgevoerde werkzaamheden. Gedaagde heeft de vordering betwist en aangevoerd dat eiser tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de klachten van gedaagde over de kleur van de tegels en het grind niet leiden tot de conclusie dat eiser tekortgeschoten is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de geleverde materialen overeenkomen met de bestelling van gedaagde en dat kleurverschillen inherent zijn aan natuurproducten. Ook het verweer van gedaagde over de damwand is verworpen, omdat hij geen bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat deze is gaan wijken. De vordering van eiser is toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en gedaagde is veroordeeld in de proceskosten.