Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..De vordering en het verweer in conventie
4..De vordering en het verweer in reconventie
5..De beoordeling
In conventie
6..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Dordrecht, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap [bedrijf A] en [persoon B] over de uitvoering van reparatiewerkzaamheden aan de auto van [persoon B]. De procedure begon met een dagvaarding op 30 november 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 19 februari 2021. De kern van het geschil betreft de vraag of de reparaties die door [bedrijf A] zijn uitgevoerd, de lekkage van de koelvloeistof hebben verholpen en of [persoon B] de factuur van € 1.815,- dient te betalen. [persoon B] betwist dat hij opdracht heeft gegeven voor de tweede reparatie en stelt dat de eerste reparatie volledig is mislukt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [bedrijf A] de reparaties heeft uitgevoerd en dat [persoon B] de factuur verschuldigd is, omdat er geen bewijs is dat de eerste reparatie ondeugdelijk was. De kantonrechter oordeelt dat de garantie enkel betrekking heeft op de eerste reparatie en niet op de tweede, en dat [persoon B] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen. Uiteindelijk wordt [persoon B] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.