Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 2 april , met producties 1 tot en met 11;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 en 2;
- spreekaantekeningen van Bode Scholten;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 februari 2021.
2..De feiten
het deelnemen in - en het voeren van de directie over andere vennootschappen en ondernemingen, van welke aard ook, het financieren en doen financieren daarvan en het verrichten van alle handelingen die aan het vorenstaande bevorderlijk kunnen zijn of daarmee verband houden.” KBW heeft Sliedrecht als haar statutaire zetel en blijkens genoemd register, evenals diverse andere Boskalis-vennootschappen, haar bezoekadres aan de [adres].
3..Het geschil
4..De beoordeling
Aansprakelijkheid o.g.v. gebrek aan de opstal
Baggermaatschappij Boskalis B.V., een dochtermaatschappij van KBW, eigenaar is van de panden en het bedrijfsterrein aan de [adres]. Deze vennootschap wordt dus vermoed bezitter te zijn van het overhangende pand en dat terrein. Deze vennootschap heeft Bode Scholten echter niet in rechte betrokken. Bode Scholten heeft onvoldoende aangevoerd om ervan te mogen uitgaan dat KBW als bezitter van de opstal kan gelden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Bode Scholten naar voren gebracht dat steeds met de holding (KBW) is gecommuniceerd en dat KBW het terrein van Boskalis bedrijfsmatig exploiteert. Het eerste is juist, maar dat kan niet tot de conclusie leiden dat KBW bezitter is van de opstal. De stelling dat KBW het bedrijfsterrein aan de [straatnaam] bedrijfsmatig exploiteert heeft Bode Scholten tegenover het betoog van KBW dat zij slechts een holdingmaatschappij is, die geen bedrijf voert, op geen enkele wijze inhoudelijk onderbouwd. In de conclusie van antwoord heeft KBW aangevoerd dat Bode Scholten na het uitbrengen van de dagvaarding erop is gewezen dat zij de verkeerde vennootschap had gedagvaard, maar dat Bode Scholten de procedure desalniettemin heeft doorgezet. Vast staat dat zij niet alsnog (mede) Baggermaatschappij Boskalis B.V. heeft gedagvaard. Op de zitting heeft KBW expliciet haar verweer gehandhaafd dat in haar visie niet zij maar Baggermaatschappij Boskalis B.V. gedagvaard had moeten worden. Dit verweer moet daarom worden beoordeeld. Bij gebreke van voldoende substantiëring van de stelling dat KBW bezitter is van de opstallen op/aan de [straatnaam], slaagt het verweer naar het oordeel van de rechtbank. Dit leidt tot afwijzing van de vordering, voor zover gebaseerd op de grondslag van artikel 6:174 BW.
€ 1.442,00(2,0 punten × tarief III € 721,00)