4.1.2.Beoordeling
Algemeen
De verdachte wordt verweten geld te hebben witgewassen middels contante stortingen op bankrekeningen, de aanschaf en huur van auto’s en een betalingsconstructie op grond van een fictief dienstverband. Op de tenlastelegging staan de geldbedragen en auto’s opgesomd door middel van gedachtestreepjes met daarachter de naam van het zaaksdossier, die de politie aan het desbetreffende onderzoek heeft gegeven.
De rechtbank zal hierna eerst het toetsingskader van witwassen uiteenzetten en vervolgens de vijf zaaksdossiers met daarbij de verdere verweren die de verdediging ten aanzien van een specifiek zaaksdossier heeft gevoerd, afzonderlijk bespreken.
De rechtbank zal als eerste het zaaksdossier Amazonas bespreken. Vervolgens zal het zaaksdossier Atlantico worden besproken. Omdat hierin de financiële positie van de verdachte in de ten laste gelegde periode wordt besproken, zijn deze overwegingen ook relevant zijn voor de beoordeling van de feiten in de zaaksdossiers Caldas, Bolivar en Choco.
Toetsingskader
Het dossier bevat geen bewijs dat de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen en auto’s afkomstig zouden zijn uit een specifiek misdrijf. De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van witwassen opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte de eerdergenoemde verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Zaaksdossier Amazonas (salarisstortingen € 54.778,58)
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte als IT-medewerker werkzaam is geweest voor de onderneming van [naam medeverdachte] en daarvoor loon heeft ontvangen over de periode van
3 februari 2017 tot en met 12 maart 2018. Het dossier bevat geen bewijs voor het standpunt van het openbaar ministerie dat sprake zou zijn van een schijnconstructie, waarbij gelden met een criminele herkomst in de onderneming zijn gestopt, teneinde die gelden in de vorm van salaris uit de onderneming te halen. In het geval [naam medeverdachte] zich met criminele activiteiten bezig hield, had de verdachte daar geen wetenschap van. De verdachte moet van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Vastgestelde feiten
Op grond van het dossier en de behandeling van de zaak op de terechtzitting kunnen de navolgende feiten als vaststaand worden aangemerkt.
[naam medeverdachte] heeft op 9 juni 2015 [naam bedrijf] , handelend onder de naam [handelsnaam] , opgericht. Volgens gegevens van de Kamer van Koophandel is [naam medeverdachte] enig aandeelhouder/bestuurder van [naam bedrijf] en zijn er geen andere personen werkzaam. [naam bedrijf] heeft in de jaren 2015 tot en met 2018 geen omzet gehad. Het saldo van de bankrekeningen van de B.V. was in die jaren € 0,- (in 2017
€ 13,- negatief). Er is geen financiële administratie van [naam bedrijf] beschikbaar.
[naam bedrijf] heeft aan de Belastingdienst doorgegeven dat zij over de periode januari 2017 tot en met maart 2018 een totaalbedrag van € 54.778,59 aan brutoloon ten behoeve van de verdachte heeft betaald. De verdachte heeft in deze periode 14 bijschrijvingen op zijn bankrekening gehad afkomstig van een bankrekening op naam van [handelsnaam] voor een totaalbedrag van € 38.109,37. In de omschrijvingen staat ‘salaris’.
Bijna 90% van de bijschrijvingen op de bankrekening van [handelsnaam] is afkomstig van de privébankrekening van [naam medeverdachte] (eindigend op .051). Op deze privé-bankrekening van [naam medeverdachte] werden maandelijks grote geldbedragen bijgeboekt van twee andere bankrekeningen op naam van (een onderneming van) [naam medeverdachte] , eindigend op de rekeningnummers .186 en .679. Deze laatste twee bankrekeningen zijn onder meer gevoed met contante kasstortingen van € 565.075,- respectievelijk € 112.000,-.
Beoordeling schijnconstructie
Op grond van de hiervoor genoemde feiten komt de rechtbank tot de volgende conclusies. Het geld dat de verdachte op zijn bankrekening als ‘salaris’ gestort kreeg, werd eerst overgeboekt van de ene naar de andere bankrekening van [naam medeverdachte] en is uiteindelijk terug te voeren naar bankrekeningen waarop voor tonnen aan contant geld was gestort. Deze omstandigheden leveren al een vermoeden op dat sprake is van een witwasconstructie.
Daarbij komt nog dat het dossier geen enkel aanknopingspunt bevat dat [handelsnaam] een bedrijf was waarin daadwerkelijk werkzaamheden werden verricht. Er is in bijna vier jaar tijd geen omzet gedraaid en er is geen financiële administratie waaruit eventuele werkzaamheden zouden blijken. Ook bevat het dossier onvoldoende bewijs dat de verdachte werkzaamheden voor [handelsnaam] heeft verricht. Uit de stukken van de Kamer van Koophandel blijkt juist dat er geen werknemers in dienst waren. De politie heeft de verdachte gevraagd welke werkzaamheden hij verrichtte, maar de verdachte heeft daar niets over willen verklaren. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat [naam bedrijf] . handelend onder de naam [handelsnaam] een lege B.V. was.
Gezien het voorgaande is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat sprake is van een schijnconstructie om de verdachte ogenschijnlijk legale inkomsten te verschaffen.
Er is dan ook geen andere conclusie mogelijk dan dat het bedrag van € 54.778,59 middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dat wist. Door middel van de genoemde constructie werden de werkelijke aard en herkomst van het geld verhuld en zijn de contanten via diverse bankrekeningen omgezet in giraal geld waarvan fictief loon en premies zijn betaald. Dit gebeurde in nauwe en bewuste samenwerking met [naam medeverdachte] , zodat sprake is van medeplegen.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander een bedrag van € 54.778,59 heeft witgewassen.
Vastgestelde feiten
Op grond van het dossier en de behandeling van de zaak op de terechtzitting kunnen de navolgende feiten als vaststaand worden aangemerkt.
In de periode van 2011 tot en met 2018 heeft de verdachte nauwelijks legale inkomsten gehad. In de jaren 2011 tot en met 2013 heeft hij een belastbare winst met zijn eenmanszaak ‘ [naam eenmanszaak] ’ gegenereerd ter hoogte van ongeveer het bedrag van een bijstandsuitkering per jaar. In de jaren 2011-2016 heeft hij geen loon of uitkering ontvangen. De verdachte heeft in de periode januari 2017 tot en met maart 2018 wel een nettobedrag van € 38.109,37 van [handelsnaam] ontvangen. Bij bespreking van zaaksdossier Amazonas is echter vastgesteld dat dit geen legaal loon betreft en afkomstig is uit enig misdrijf, zodat dit bedrag voor de berekening van het legale inkomen buiten beschouwing dient te worden gelaten.
Tegenover het beperkte legale inkomen van de verdachte staat het gegeven dat de verdachte in de ten laste gelegde periode van 20 mei 2011 t/m 20 oktober 2018 veel (contant) geld tot zijn beschikking heeft gehad en heeft uitgegeven aan onder andere luxe goederen zoals auto’s, aan zijn hypotheek en aan overige lasten. Met grote regelmaat werden aanzienlijke sommen contant geld op verdachtes bankrekeningen gestort. Het gaat om tachtig kasstortingen van in totaal € 128.996,-. Het saldo van zijn privé-bankrekening was zonder de contante stortingen niet voldoende om alle uitgaven die de verdachte heeft gedaan, te kunnen doen. De kasstortingen hebben bestaan uit tenminste 21 coupures van € 500,-. Ook bij de huur van de BMW 528i is met een coupure van € 500,- betaald.
Gerechtvaardigd vermoeden?
De kasstortingen en het hoge, contante uitgavenpatroon van de verdachte kunnen niet worden verklaard door zijn legale inkomen. Verder zijn coupures van € 500,- geen gangbare coupures. Het is een feit van algemene bekendheid dat deze coupures veelal in het criminele circuit worden gebruikt en in het normale betalingsverkeer een zeldzaamheid zijn. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat met name in het criminele circuit grote contanten geldbedragen circuleren en worden gebruikt om grote aankopen en andere uitgaven te doen.
Uit deze feiten en omstandigheden volgt zonder meer een vermoeden van witwassen. Van de verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare verklaring aflegt over de herkomst van de kasstortingen en de hoge contante uitgaven ten behoeve van auto’s.
a.
Zaaksdossier Atlantico (kasstortingen € 128.996)
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat een gerechtvaardigd vermoeden van het bestaan van witwassen ontbreekt en dat niet is gebleken dat de kasstortingen van € 128.996,- op de bankrekeningen van de verdachte geen illegitieme oorsprong hebben. De raadsman heeft gesteld dat casinobezoek en ongeregelde inkomsten (aan- en verkoop auto’s) stortingen van rond de € 15.000,- al eenvoudig kunnen verklaren.
Geen verklaring van de verdachte
De verdachte heeft niets verklaard over de herkomst van de (contante) geldbedragen die op zijn bankrekening zijn gestort. De politie heeft de afzonderlijke zaaksdossiers en geldstromen in meerdere verhoren uitvoerig met de verdachte doorgenomen, maar hij heeft op geen enkele manier willen verklaren over de herkomst van het gestorte geld.
De stelling van de raadsman dat de gestorte bedragen ook in het casino kunnen zijn gewonnen, mist daarom feitelijke grondslag. De verdachte heeft dit immers niet verklaard. Voor zover hij dat wel zou hebben gedaan, geldt bovendien dat dit op geen enkele wijze concreet en verifieerbaar is gemaakt. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan deze stelling.
Hetzelfde geldt voor de door de raadsman geopperde winst uit de verkoop van auto’s. Ook hierover heeft de verdachte niets verklaard. Uit het dossier blijkt overigens, zoals de rechtbank hierna zal overwegen, dat de verdachte met grote, contante geldbedragen meerdere auto’s en auto-onderdelen heeft aangeschaft, maar niet dat hij auto’s zou hebben verkocht. Ook aan deze stelling gaat de rechtbank daarom voorbij.
Witwassen stortingen
De verdachte heeft het vermoeden van witwassen dan ook niet weerlegd. De rechtbank is daarom van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het ten laste gelegde bedrag van € 128.996,- aan stortingen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte wist van de criminele herkomst van dat geld. Hij heeft dit geld voorhanden gehad en omgezet door het geld op zijn bankrekeningen te (laten) storten en het vervolgens in het normale betalingsverkeer te brengen door diverse betalingen te doen.
Gezien het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bedrag van € 128.996,- heeft witgewassen.
Zaaksdossier Caldas (€ 10.500/€ 10.000/Fiat 500 met kenteken [kentekennummer 2] )
Standpunt verdediging
De rechtbank begrijpt het standpunt aldus dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte een bedrag van € 10.000,- dan wel € 10.500,- voorhanden heeft gehad voor de aankoop van de Fiat 500 met het kenteken [kentekennummer 2] . De getuige [naam getuige] , op wiens naam de auto staat, heeft verklaard dat hij samen met [naam zoon verdachte] , de zoon van de verdachte, de Fiat 500 heeft gekocht. Hij heeft hiervoor een bedrag van € 4.500,- betaald. Aan de verklaring van de verkoper dat een contant bedrag van € 10.000,- of € 10.500,- is betaald, moet worden getwijfeld. Subsidiair geldt dat geen sprake was van een ongebruikelijke transactie. Van witwassen door de verdachte van het geldbedrag dat voor de Fiat 500 is betaald of van de Fiat 500 is daarom geen sprake.
Vastgestelde feiten en beoordeling verweer betaling
[naam getuige] heeft verklaard dat hij en [naam zoon verdachte] de Fiat 500 voor een bedrag van € 12.000,- hebben gekocht en dit bedrag deels contant en deels via een bankoverschrijving hebben betaald. Ook heeft hij verklaard dat hij samen met [naam zoon verdachte] en de verdachte aanwezig is geweest bij de koop van de Fiat 500. De rechtbank acht de verklaring van [naam getuige] niet aannemelijk. Zijn verklaring vindt geen steun in het dossier en strookt bovendien niet met de overige bevindingen uit het dossier.
Niet weersproken is dat de verdachte op 25 oktober 2016 telefonisch een afspraak heeft gemaakt met de toenmalige eigenaar van de Fiat 500, [naam persoon 1] , om naar de Fiat 500 te komen kijken die [naam persoon 1] op Marktplaats te koop had gezet. De politie heeft daarna waargenomen dat de verdachte in het gezelschap van twee vrouwen arriveerde bij de woning van [naam persoon 1] . [naam persoon 2] heeft verklaard dat zij één van die vrouwen was. Zij was die dag met de verdachte meegereden, nadat hij had gezegd dat hij een verrassing voor haar had. Dat was (de aankoop van) de Fiat 500. De politie heeft verder gezien dat de verdachte de Fiat 500 bekeek, vervolgens de hand schudde van de man die uit de woning van [naam persoon 1] was gekomen en de man een witte envelop gaf. Gelet hierop en het eerder genoemde telefoongesprek, gaat de rechtbank ervan uit dat deze man [naam persoon 1] was. [naam persoon 1] heeft verklaard dat de man aan wie hij de Fiat 500 heeft verkocht hem een bedrag van € 10.500,- of € 10.000,- contant heeft betaald en heeft verteld de auto voor zijn vriendin te kopen.
Op grond van deze bevindingen, die elkaar over en weer ondersteunen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die de auto van [naam persoon 1] heeft gekocht en hiervoor een bedrag van rond de € 10.000,- contant, in een envelop, aan [naam persoon 1] heeft betaald. Het verweer wordt in zoverre verworpen.
De rechtbank zal, net als de officier van justitie heeft gerekwireerd, uitgaan van het voorhanden hebben van het -voor de verdachte meest gunstige- aankoopbedrag van € 10.000,-. De verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het ten laste gelegde bedrag van € 10.500,-.
Gerechtvaardigd vermoeden?
De rechtbank verwijst hiervoor naar de vastgestelde feiten en haar overwegingen onder “Overige zaaksdossiers”.
De contante betaling van het hoge bedrag van € 10.000,- kan niet worden verklaard door het legale inkomen van de verdachte. Dat geldt temeer nu de verdachte op 25 oktober 2016 al een paar jaar geen legale inkomsten meer had. Hieruit volgt zonder meer een vermoeden van witwassen. Van de verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare verklaring aflegt over de herkomst van dit bedrag.
Geen verklaring verdachte
De verdachte heeft geen verklaring afgelegd over de herkomst van het geldbedrag van
€ 10.000,-. De rechtbank is daarom van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat dit bedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte wist van de criminele herkomst van dat geld.
Witwassen € 10.000 en Fiat 500
De verdachte heeft het bedrag van € 10.000,- omgezet door hiermee de Fiat 500 te kopen.
De Fiat 500 is vervolgens op naam van [naam getuige] gesteld, maar de rechtbank is van oordeel dat [naam getuige] alleen op papier de eigenaar was en dus als een katvanger fungeerde. Uit het dossier kan worden afgeleid dat de verdachte feitelijk over de auto beschikte. De verdachte heeft de auto gekocht en bepaalde wat er met de auto gebeurde. [naam persoon 2] heeft verklaard dat zij van de verdachte een jaar gebruik mocht maken van de Fiat 500 en daarna heeft zij de auto op verzoek van de verdachte aan hem teruggegeven. Bovendien zijn tijdens de doorzoeking op 27 maart 2018 in de woning van de verdachte het kentekenbewijs en het tweede deel van de tenaamstellingscode van de Fiat 500, die vlakbij de woning van de verdachte stond geparkeerd, aangetroffen. Dit zijn papieren die in het bezit horen te zijn van een eigenaar van een auto, juist om die eigendom te kunnen aantonen en rechtshandelingen ten aanzien van de auto te kunnen verrichten. De verdachte heeft daarom de Fiat 500 voorhanden gehad.
Door de Fiat 500 op naam van een katvanger te zetten, heeft de verdachte ook verhuld wie de rechthebbende op de auto is.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte een bedrag van € 10.000,- en de Fiat 500 met het kenteken [kentekennummer 2] heeft witgewassen.
Zaaksdossier Bolivar (€ 80.389,54/BMW M5 met kenteken [kentekennummer 3] )
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat niet kan niet worden vastgesteld dat de BMW M5 is aangeschaft met geld met een criminele herkomst. Verder heeft niet de verdachte maar [naam persoon 3] de facturen voor de aanpassingen van de BMW M5 voor een totaalbedrag van € 60.389,54 voldaan. De facturen staan op zijn naam en het dossier bevat geen bewijs dat de verdachte het gefactureerde bedrag aan [naam persoon 3] heeft betaald. De hoogste factuur ten bedrage van € 46.000,- is gedateerd 15 februari 2017. Op deze datum stond de auto nog op naam van [naam persoon 3] . De verdachte moet worden vrijgesproken van de onderdelen op de tenlastelegging met betrekking tot het zaaksdossier Bolivar. Subsidiair geldt dat de verdachte slechts voor de helft van de aanschafwaarde dan wel de waarde van de auto aansprakelijk is.
Vastgestelde feiten en beoordeling verweer betalingen
Op grond van het dossier en de behandeling van de zaak op de terechtzitting kunnen de navolgende feiten als vaststaand worden aangemerkt.
Op 20 maart 2017 is de BMW M5 met het kenteken [kentekennummer 3] op naam van de verdachte gesteld. De verdachte heeft deze auto voor een bedrag van € 20.000,- gekocht van [naam persoon 3] , een kennis van de verdachte, en dit bedrag contant aan [naam persoon 3] voldaan. Het bedrijf G-Power heeft meerdere keren aanpassingen aan de BMW M5 verricht waardoor de waarde van de auto is vermeerderd. Voor deze werkzaamheden zijn drie facturen opgemaakt, op naam van [naam persoon 3] , één gedateerd 15 februari 2017 en de twee andere 22 september 2017. Het totaalbedrag van de facturen is € 60.389,54. De facturen zijn contant betaald.
[naam persoon 3] heeft in zijn eerste verhoor bij de politie verklaard dat de facturen van G-Power door de verdachte zijn betaald. De facturen stonden op zijn naam, zo heeft [naam persoon 3] verklaard, omdat hij de onderdelen met korting kon krijgen, maar hij vroeg eerst geld aan de verdachte voordat hij de onderdelen bestelde. De verdachte heeft zelf geen enkele verklaring over deze auto afgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de eerste verklaring van [naam persoon 3] over de betaling door de verdachte, ook niet wat betreft de betaling van de factuur van 15 februari 2017, toen de auto nog op naam van [naam persoon 3] stond geregistreerd. De verdachte had immers al vaker voordat hij eigenaar werd van de BMW M5 betaald voor aanpassingen aan de auto. De verdachte heeft eind 2016 een bedrag van
€ 10.000,- contant betaald aan het bedrijf Baan Velgen voor nieuwe banden en velgen voor de BMW M5. Daarbij komt dat de verdachte op 21 maart 2017 in een telefoongesprek met verzekeringsmaatschappij Achmea heeft gezegd dat hij € 80.000,- had betaald voor de BMW M5. Dit is nagenoeg het bedrag dat hij op dat moment had uitgegeven aan de auto, uitgaande van de koopsom van € 20.000,-, de velgen van € 10.000,- en de factuur van 17 februari 2017 van G-Power van € 46.000,-. Het dossier biedt verder geen aanknopingspunt voor de stelling dat [naam persoon 3] de facturen met eigen geld zou hebben betaald.
Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de drie facturen van G-Power voor een totaalbedrag van € 60.389,54 zijn voldaan met contant geld van de verdachte. Daarnaast heeft de verdachte een contant bedrag van € 20.000,- voor de aanschaf van de auto betaald. De verdachte heeft dus zowel genoemde bedragen als de BMW M5 voorhanden gehad.
Gerechtvaardigd vermoeden?
Het hoge, contante bedrag van € 80.389,54 dat de verdachte in de periode van maart tot en met september 2017 aan de BMW M5 voorhanden heeft gehad en heeft uitgegeven, kan niet worden verklaard door het legale inkomen van de verdachte. De rechtbank verwijst hiervoor naar de vastgestelde feiten en haar overwegingen onder “Overige zaaksdossiers”. Hieruit volgt zonder meer een vermoeden van witwassen.
Van de verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare verklaring aflegt over de herkomst van dit bedrag.
Witwassen € 80.389,54 en BMW M5
De verdachte heeft geen verklaring voor de herkomst van het bedrag gegeven. De rechtbank is daarom van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het ten laste gelegde bedrag van
€ 80.389,54 onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte wist van de criminele herkomst van dat geld. De verdachte heeft een deel van dit geldbedrag omgezet door hiermee de BMW M5 te kopen en het overige deel van het geldbedrag in nauwe en bewuste samenwerking met [naam persoon 3] omgezet door de BMW tegen betaling door een autobedrijf te laten opknappen.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte een bedrag van € 80.389,54, deels tezamen en in vereniging met een ander, en de BMW M5 met het kenteken [kentekennummer 3] heeft witgewassen.
Zaaksdossier Choco (€ 16.745/€ 16.105/BMW 528i met kenteken [kentekennummer 1]
Standpunt verdediging
De verdachte heeft slechts gebruik gemaakt van de huur- en betaalmogelijkheden die de verhuurder heeft geboden. De mogelijke onregelmatigheden liggen veeleer aan de kant van de verhuurder. Er is dan ook geen vermoeden van witwassen noch van witwashandelingen door de verdachte.
Vastgestelde feiten
Op grond van het dossier en de behandeling van de zaak op de terechtzitting kunnen de navolgende feiten als vaststaand worden aangemerkt.
De verdachte heeft in de periode van 12 oktober 2016 tot en met 19 maart 2018 een BMW 528i met het kenteken [kentekennummer 1] gehuurd van Joga Automotive B.V. voor een bedrag van
€ 985,- per maand. De verdachte heeft in die periode 7 keer een grote, contante betaling gedaan aan Joga voor een totaalbedrag van € 16.105,- en dit bedrag voorhanden gehad. Eenmaal heeft hij ook met een coupure van € 500,- betaald.
Gerechtvaardigd vermoeden?
Het contante geldbedrag van € 16.105,- kan niet worden verklaard door het legale inkomen van de verdachte. Verder heeft de verdachte met een coupure van € 500,- betaald.
Uit het voorgaande volgt zonder meer een vermoeden van witwassen. De rechtbank verwijst wederom naar de vastgestelde feiten en haar overwegingen onder “Overige zaaksdossiers”.
Van de verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare verklaring aflegt over de herkomst van dit bedrag.
Witwassen € 16.105
De verdachte heeft in het geheel geen verklaring gegeven. De rechtbank is daarom van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het ten laste gelegde bedrag van € 16.105,- onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte wist van de criminele herkomst van dat geld. De verdachte heeft dit geldbedrag omgezet door hiermee huurpenningen te betalen en het geld zodoende in het normale betalingsverkeer te brengen. Het witwassen van het geldbedrag van € 16.105,- is wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak witwassen € 16.745 en BMW 528i
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde witwassen van het (hogere) bedrag van € 16.745,- en de BMW 528i met het kenteken [kentekennummer 1] niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Gewoontewitwassen
Omdat de verdachte gedurende een lange periode (ruim zeven jaar) door middel van vele transacties geldbedragen en auto’s heeft witgewassen, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.