In deze zaak heeft Mobilita Bedrijfswageninrichtingen B.V. (hierna: Mobilita) een vordering ingesteld tegen Baas Machine Service B.V. (hierna: Baas) wegens een vermeende tekortkoming in de nakoming van een bemiddelingsovereenkomst. De procedure is gestart met een dagvaarding op 24 december 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 19 maart 2021. De kantonrechter heeft op 3 juni 2021 uitspraak gedaan.
De feiten van de zaak zijn als volgt: Baas heeft in 2015 een vacuümheffer aan Mobilita verkocht, maar na vier jaar functioneerde deze nog steeds niet naar tevredenheid. Mobilita heeft Baas gevraagd de vacuümheffer te verkopen, wat Baas heeft gedaan. Echter, na een telefonische mededeling van Baas dat de vacuümheffer was verkocht, heeft Mobilita een factuur gestuurd. Later bleek dat de vacuümheffer niet was verkocht en dat de koper in betalingsproblemen verkeerde.
Mobilita vorderde betaling van een bedrag van € 3.318,42, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten. Baas heeft de vordering betwist en aangevoerd dat zij niet tekortgeschoten is in haar verplichtingen, omdat de koopovereenkomst met de koper was ontbonden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Baas niet tekortgeschoten is in de nakoming van de bemiddelingsovereenkomst en heeft de vordering van Mobilita afgewezen. Mobilita is veroordeeld in de proceskosten.