ECLI:NL:RBROT:2021:5131

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
8 juni 2021
Zaaknummer
C/10/615899 / JE RK 21-792
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 april 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat haar verblijf op een leefgroep van Enver haar ontwikkeling ten goede komt. De ouders van [naam kind] hebben moeite met de uithuisplaatsing en willen dat zij weer thuis komt wonen, maar de kinderrechter oordeelt dat [naam kind] op dit moment beter af is op de leefgroep, waar zij een positieve ontwikkeling doormaakt en therapie volgt. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot aan de meerderjarigheid van [naam kind] en de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens verlengd. De beslissing is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De ouders hebben recht op informatie, maar [naam kind] heeft recht op privacy en kan niet gedwongen worden om haar emoties te delen. De kinderrechter benadrukt dat de ouders geduld moeten hebben en [naam kind] met open armen moeten ontvangen wanneer zij er klaar voor is. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 27 mei 2021.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/615899 / JE RK 21-792
datum uitspraak: 30 april 2021

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2003 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 29 maart 2021, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 30 april 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 1].
Aangezien de vader de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Turkse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam 2], tolk in de Turkse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
In verband met coronamaatregelen op de groep waar [naam kind] verblijft (quarantaine) is zij niet in de gelegenheid naar de zitting te komen. Gelet op de strekking van het verzoek en het standpunt van [naam kind] dat daarin al is kenbaar gemaakt, heeft de kinderrechter het verloop van de mondelinge behandeling afgewacht om vervolgens uiteindelijk te beslissen [naam kind] niet telefonisch te horen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] verblijft op een leefgroep van Enver.
Bij beschikking van 11 mei 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] uitgesproken tot 11 mei 2021. De kinderrechter heeft bij beschikking van 9 november 2020 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengd tot 11 mei 2021.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen tot aan haar meerderjarigheid. Tevens heeft de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind] verblijft al geruime tijd op een leefgroep van Enver. Zij maakt daar een positieve ontwikkeling door. Haar EMDR-therapie is inmiddels afgerond en zij volgt momenteel emotieregulatietherapie. [naam kind] is beter in staat haar emoties te uiten en vertoont geen destructief gedrag meer. De afgelopen maanden heeft [naam kind] tijd gehad om na te denken over een eventuele terugkeer naar huis in combinatie met hulpverlening vanuit GGZ-Delfland. [naam kind] heeft er echter voor gekozen om toe te willen werken naar zelfstandigheid. Gelet op de naderende meerderjarigheid van [naam kind] is het van belang haar in die wens te volgen en haar nu al te laten groeien in zelfstandigheid. Sinds december heeft [naam kind] weer contact met haar ouders en krijgt zij bezoek van haar broer op de leefgroep. Ook mag zij op verlof naar huis. Ondanks de betrokkenheid van de ouders, is [naam kind] niet bereid het gesprek met haar ouders aan te gaan.

Het standpunt van de ouders

De ouders hebben het moeilijk met de uithuisplaatsing van [naam kind]. Zij willen niets liever dan dat [naam kind] weer thuis komt wonen en met hen praat over wat haar dwars zit. De ouders weten na een jaar nog altijd niet wat de problematiek van [naam kind] is. Aan hen wordt geen informatie gegeven over wat er met haar speelt en zelf staat [naam kind] niet open voor een gesprek. De ouders houden zielsveel van [naam kind], maar zij voelen zich machteloos. De ouders weten niet wat zij kunnen doen om de thuissituatie voor [naam kind] weer veilig en fijn te maken zolang zij niet weten wat er met [naam kind] aan de hand is. De ouders voelen zich buiten spel gezet. [naam kind] heeft zichzelf op de leefgroep, net als toen zij nog thuis woonde, beschadigd. Ze loopt daar dus ook gevaar. De ouders zien daarom geen verschil met het wonen op de leefgroep of thuis wonen. De ouders willen aan de hand van gezamenlijke gesprekken met [naam kind] stapsgewijs toewerken aan een thuisplaatsing.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [naam kind] is op 24 februari 2020 uit huis geplaatst na zorgen over haar ontwikkeling en veiligheid in de thuissituatie bij de ouders. Onder andere haar geaardheid, de relatie met haar broer en de cultuurverschillen tussen haar en de ouders hebben gemaakt dat [naam kind] dusdanig met zichzelf en haar emoties in de knoop zat dat zij geen andere uitweg zag dan zichzelf te beschadigen. Dit is uiterst zorgelijk. [naam kind] heeft het afgelopen jaar op de leefgroep een positieve ontwikkeling ingezet. Zij is gestopt met zelfbeschadiging, is sterker in haar schoenen gaan staan en volgt therapie. In tegenstelling tot de ouders, is de kinderrechter wel degelijk van oordeel dat [naam kind], gelet op deze positieve ontwikkeling, op een veiligere plek verblijft dan thuis. Haar verblijf op de leefgroep komt haar ontwikkeling ten goede. Ook is er sinds kort weer contact tussen [naam kind] en haar ouders. Desondanks geeft [naam kind] jegens haar ouders nog altijd geen openheid over wat er precies aan de hand is en wat heer dwars zit. De ouders hebben het hier, begrijpelijkerwijs, moeilijk mee. Zij willen graag weten wat zij kunnen doen om [naam kind] thuis een veilige leefomgeving te geven. [naam kind] kan echter niet verplicht, dan wel gedwongen worden om haar emoties te uiten. [naam kind] heeft, gelet op haar leeftijd, recht op privacy. Ook hulpverlenende instanties mogen informatie omtrent de mentale toestand van [naam kind] niet delen met de ouders zolang zij hier geen toestemming voor geeft. [naam kind] is de enige die hier invloed op heeft en het tempo van contactherstel bepaalt. Als [naam kind] niet bereid is met de ouders te praten, dan zullen de ouders zich hierbij neer moeten leggen. Zij kunnen niets anders doen dan geduld hebben, altijd van [naam kind] blijven houden en haar met open armen ontvangen op het moment dat zij hier wel klaar voor is. Het afdwingen van contact en openheid zal averechts werken. De onveiligheid die [naam kind] nog altijd jegens de ouders en haar broer voelt, maakt dat een thuisplaatsing niet in het belang van [naam kind] is. [naam kind] wordt overal enkele maanden 18 jaar. Zij heeft de keuze gemaakt om niet meer thuis te willen wonen. De komende maanden is daarom van belang dat op de leefgroep in alle rust met [naam kind] wordt gewerkt naar zelfstandigheid en dat zij haar behandeling zal afronden.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen tot aan haar meerderjarigheid.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot [geboortedatum kind] 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder tot [geboortedatum kind] 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2021 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 27 mei 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.