ECLI:NL:RBROT:2021:5167

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 mei 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
C/10/616143 / JE RK 21-830 en C/10/615647 / JE RK 21-758
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen met zorgen over opvoedvaardigheden en gedragsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 mei 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 23 mei 2021, en de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van één jaar. De moeder van de kinderen, die het ouderlijk gezag uitoefent, heeft wisselend hulpverlening geaccepteerd en maakt kleine stappen in haar ontwikkeling, maar er zijn zorgen over haar opvoedvaardigheden, vooral met betrekking tot [naam kind 1], die delictgedrag vertoont en problemen op school heeft. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en de minderjarigen en de moeder zijn gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder toenemen naarmate de kinderen ouder worden, vooral nu [naam kind 2] naar de middelbare school gaat. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen tot 23 mei 2022, maar heeft het verzoek om de ondertoezichtstelling van [naam kind 3] te verlengen afgewezen, omdat er onvoldoende gronden zijn voor een dergelijke maatregel. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/616143 / JE RK 21-830 en C/10/615647 / JE RK 21-758
datum uitspraak: 21 mei 2021

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaken van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2005 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,

[naam kind 2] ,

geboren op [geboortedatum kind 2] 2009 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] ,

[naam kind 3] ,

geboren op [geboortedatum kind 3] 2015 te [geboorteplaats kind 3] , hierna te noemen [naam kind 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 24 maart 2021, ingekomen bij de griffie op 25 maart 2021,
- de verzoekschriften met bijlagen van de GI van 25 maart 2021, ingekomen bij de griffie op 2 april 2021.
Op 10 mei 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarigen [naam kind 1] en [naam kind 2] , die voorafgaand aan de zitting gehoord zijn,
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam] .

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 15 mei 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] verlengd tot 23 mei 2021.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] te verlengen voor de duur van één jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. In het verleden heeft de moeder wisselend hulpverlening geaccepteerd. De moeder vond hulpverlening niet nodig. Sinds MST is ingezet, wordt er gezien dat de moeder kleine stapjes maakt. Moeder accepteert de hulp. MST komt drie keer per week thuis. MST is tot nu toe positief.
Op het moment dat de kinderen nog jong zijn, gaat het goed. Zodra de kinderen naar de middelbare school gaan, lijkt de moeder de grip op ze te verliezen. De kinderen trekken dan hun eigen plan en zoeken de grenzen op. Nu [naam kind 2] na de zomer naar de middelbare school gaat, is het van groot belang dat er goed zicht op hem is. Hij kan op school clownesk gedrag vertonen, dat vertoonde [naam kind 1] ook. Daarnaast lijkt de moeder onvoldoende aan te kunnen sluiten bij de belevingswereld van de kinderen. Vooral wat betreft [naam kind 1] zijn er ernstige zorgen. [naam kind 1] vertoont delictgedrag en laat gedragsproblemen op school zien. Daarnaast luistert hij niet naar de moeder en komt hij zijn afspraken niet na. Hij experimenteert met drugs. Moeder gaat daar wel goed met hem het gesprek over aan.

Het standpunt van de moeder

De moeder is het eens met het verzoek wat betreft [naam kind 1] , maar kan zich niet vinden in de verzoeken wat betreft [naam kind 2] en [naam kind 3] . Met [naam kind 3] gaat het goed. Zij maakt zich ook geen zorgen om [naam kind 2] die naar de middelbare school gaat. [naam kind 2] is een rustige jongen en heeft een andere persoonlijkheid dan bijvoorbeeld zijn oudere broer [naam kind 1] . De moeder ziet dan ook geen reden om de ondertoezichtstelling van [naam kind 2] en [naam kind 3] te verlengen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er momenteel intensieve hulpverlening in huis is voor het gezin, met name vanwege de zorgen omtrent [naam kind 1] . Er Er zijn zorgen over de opvoedvaardigheden en draagkracht van de moeder. De moeder heeft beperkt inzicht in de belevingswereld van de kinderen en kan hierdoor moeilijk aansluiten bij hun behoeftes. Moeder doet haar best om mee te werken aan de hulpverlening en boekt vooruitgang. Vanuit MST volgt nog een advies, maar MST is tot nu toe positief.
[naam kind 1] houdt zich niet aan de afspraken met zijn moeder en het gaat niet goed op school. Ook laat [naam kind 1] zelfbepalend gedrag zien en vindt hij het moeilijk om gezag te accepteren. Met moeder en de GI is de kinderrechter van oordeel dat het verlengen van de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] noodzakelijk is. Ten aanzien van [naam kind 1] is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
Dat geldt eveneens, zij het op dit moment wel in mindere mate, voor [naam kind 2] . Er wordteen patroon gezien binnen het gezin waarbij de moeder de opvoeding van de kinderen aan kan tot de kinderen naar de middelbare school gaan. De jongere kinderen kan moeder wel begrenzen, maar hoe ouder ze worden, hoe lastiger het voor moeder wordt om de structuur, regels en het gezag richting de kinderen uit te dragen. Om die reden nemen de zorgen rondom de twaalfjarige [naam kind 2] toe. Het is voor een adequate ontwikkeling van [naam kind 2] noodzakelijk dat de jeugdbeschermer bij hem betrokken blijft nu hij naar de middelbare school gaat. De kinderrechter is van oordeel dat daarom ook een verlenging van de ondertoezichtstelling van [naam kind 2] nog noodzakelijk is om het gezin passende hulp en ondersteuning te bieden en om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen.
De kinderrechter gaat ervan uit, zoals ook door de GI ter zitting is aangegeven, dat als blijkt dat het zorgelijke patroon dat in de ontwikkeling van de oudere kinderen is geconstateerd niet op gaat voor [naam kind 2] en er ten aanzien van hem geen noodzaak meer wordt gezien de ondertoezichtstelling langer te laten voortduren, er door de GI in die richting ook stappen zullen worden ondernomen.
De kinderrechter zal gelet op het hiervoor overwogene de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] daarom verlengen voor de duur van één jaar.
Wat betreft [naam kind 3] is de kinderrechter van oordeel dat er onvoldoende gronden zijn om haar nog langer onder toezicht te stellen. Weliswaar zou [naam kind 3] op school op een opvallende manier aandacht vragen (bijvoorbeeld doen alsof ze ziek is) en zou moeder beperkt zicht hebben op de belevingswereld van de kinderen, maar er zijn onvoldoende aanwijzingen voor een concrete ernstige ontwikkelingsbedreiging van [naam kind 3] Het gaat verder goed met [naam kind 3] op school en ook thuis zijn er geen concrete zorgen. Geconstateerd is dat moeder over voldoende opvoedvaardigheden beschikt wanneer haar kinderen jong zijn en dan voldoende grip op ze heeft. De zorgen die er zijn, zijn onvoldoende om als grondslag te kunnen dienen van (het verlengen van) een vergaande maatregel als de ondertoezichtstelling.
De kinderrechter zal het verzoek om de ondertoezichtstelling van [naam kind 3] te verlengen daarom afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot 23 mei 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.E. Teunissen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.