Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoeker;
- mevrouw G. Vaseur, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 3 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarbij de verzoeker, die kampt met psychische klachten en een gokverslaving, een schuldregeling heeft aangeboden aan zijn schuldeisers. De verzoeker heeft op 12 maart 2021 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet, waarin hij vroeg om een voorlopige voorziening bij voorraad. Tijdens de zitting op 25 maart 2021 heeft de schuldhulpverlening verzocht om de zitting aan te houden om een aanvullend verzoek in te dienen. Op 26 april 2021 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de verzoeker en de schuldhulpverlening aanwezig waren, maar de schuldeiser, Stichting Vestia, niet. Vestia heeft in haar verweerschrift aangegeven niet in te stemmen met de aangeboden schuldregeling, ondanks dat acht van de negen schuldeisers wel akkoord gingen.
De rechtbank heeft de persoonlijke situatie van de verzoeker in overweging genomen, waaronder zijn psychische klachten en gokverslaving, en heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling het uiterste is wat de verzoeker kan bieden. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de verzoeker en de andere schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wegen dan de belangen van Vestia, die weigerde in te stemmen. De rechtbank heeft daarom besloten om Vestia te bevelen in te stemmen met de schuldregeling en heeft de kosten van de procedure aan Vestia opgelegd. Tevens is het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat er nu een gedwongen schuldregeling is afgekondigd die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.