ECLI:NL:RBROT:2021:5195

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
C/10/612321 / JE RK 21-224
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van ondertoezichtstelling in jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter op 26 februari 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West tot opheffing van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld bij beschikking van 24 april 2020 en zou eindigen op 24 april 2021. De GI stelde dat er sprake was van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en dat de hulpverlening niet had geleid tot verbetering. De moeder van [voornaam minderjarige] steunde het verzoek niet, terwijl de vader niet was verschenen op de zitting.

De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en vertegenwoordigers van de GI en de Raad aanwezig waren. De kinderrechter oordeelde dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig waren, ondanks het verzoek van de GI. De kinderrechter baseerde zijn oordeel op de complexe gedragsproblematiek van [voornaam minderjarige], die onvoldoende gemotiveerd was voor behandeling en geen zelfinzicht toonde. De moeder was betrokken, maar had onvoldoende grip op de situatie.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek van de GI tot opheffing van de ondertoezichtstelling afgewezen. De kinderrechter benadrukte dat de GI zich moet blijven inzetten voor passende hulpverlening zolang de ontwikkelingsbedreiging aanwezig is. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/612321 / JE RK 21-224
Datum uitspraak: 26 februari 2021

Beschikking

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,

locatie Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2003 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 28 januari 2021, ingekomen bij de griffie op 29 januari 2021.
Op 26 februari 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] .
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] en mw. [naam vertegenwoordigster 3] .
Opgeroepen en niet verschenen is de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 24 april 2020 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 24 april 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de opheffing van de ondertoezichtstelling. Er is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De afgelopen periode heeft de inzet van hulpverlening niet geleid tot verbetering en is er sprake van recidive. Omdat [voornaam minderjarige] geen motivatie en zelfinzicht laat zien, zijn de mogelijkheden voor hulp binnen de ondertoezichtstelling uitgeput. De GI ziet een gesloten plaatsing niet als optie, omdat de GI van mening is dat [voornaam minderjarige] een te grote negatieve impact zou hebben op een gesloten groep. Een strafrechtelijk kader past beter bij [voornaam minderjarige] .

De standpunten

De Raad verzet zich tegen het verzoek van de GI. Er is nog altijd een ernstige ontwikkelingsbedreiging aanwezig, dus niets doen is geen optie.
De moeder verzet zich niet tegen het verzoek van de GI. De afgelopen periode heeft de moeder weinig gemerkt van de ondertoezichtstelling. De beloofde hulpverlening is niet op gang gekomen. De moeder heeft geen grip op [voornaam minderjarige] maar zet zich in om passende dagbesteding voor [voornaam minderjarige] te vinden. Het is de komende periode van belang dat de gesprekken met FAST op gang komen. [voornaam minderjarige] is nu gemotiveerd voor een mbo-opleiding.

De beoordeling

De kinderrechter kan in overeenstemming met artikel 1:261, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) de ondertoezichtstelling opheffen wanneer de gronden voor de ondertoezichtstelling niet langer zijn vervuld. Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat [voornaam minderjarige] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en er nog altijd wordt voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW. Er is bij [voornaam minderjarige] sprake van complexe gedragsproblematiek. [voornaam minderjarige] heeft moeite met zelfinzicht en hij is onvoldoende gemotiveerd gebleken voor behandeling. De afgelopen periode is gebleken dat de ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige] niet is weggenomen noch is verminderd door de geboden hulpverlening. De moeder is betrokken bij [voornaam minderjarige] en probeert een passende dagbesteding voor [voornaam minderjarige] te vinden. Zij heeft echter onvoldoende grip op [voornaam minderjarige] om zijn gedrag een positieve wending te geven.
De kinderrechter is al met al van oordeel dat van een opheffing van de ondertoezichtstelling geen sprake kan zijn, nu de gronden voor een ondertoezichtstelling nog altijd aanwezig zijn. Het feit dat de GI van mening is dat een strafrechtelijk kader beter bij [voornaam minderjarige] past, maakt dat niet anders. Bovendien is er nu geen alternatief voorhanden in een strafrechtelijk kader. De kinderrechter is van oordeel dat de GI, zolang de ernstige ontwikkelingsbedreiging aanwezig is en de ondertoezichtstelling loopt, zich in dient te zetten met alle middelen die er zijn om passende hulpverlening voor [voornaam minderjarige] en de moeder te vinden.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek van de GI tot opheffing van de ondertoezichtstelling.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2021 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Leeuw, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 maart 2021.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.