In deze zaak heeft de kinderrechter op 26 februari 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing die door de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering was gegeven aan de moeder van drie minderjarige kinderen. De schriftelijke aanwijzing had betrekking op de verzorging en opvoeding van de kinderen en was bedoeld om de omgang tussen de kinderen en hun vader uit te breiden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld tijdens een mondelinge zitting met gesloten deuren, waarbij de vader, de moeder en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig waren.
De feiten van de zaak tonen aan dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, maar dat de kinderen bij de moeder wonen. Er was eerder een zorgregeling vastgesteld, maar de moeder had na een incident in 2019 het contact tussen de kinderen en de vader stopgezet. De GI heeft een schriftelijke aanwijzing gegeven om de moeder te bewegen mee te werken aan de omgangsregeling, maar de moeder verzet zich hiertegen en stelt dat de omgang niet veilig is. De vader daarentegen is van mening dat de omgang kan worden uitgebreid en heeft zich aangemeld voor therapie.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de schriftelijke aanwijzing kan worden bekrachtigd op basis van artikel 1:263 BW, en dat het in het belang van de kinderen is om het contact met de vader te herstellen. De kinderrechter heeft de moeder de gelegenheid gegeven om mee te werken aan de aanwijzing en heeft de verzoeken van de GI voor een dwangsom afgewezen, om de moeder de kans te geven om vertrouwen te krijgen in de situatie. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.