ECLI:NL:RBROT:2021:5199

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
C/10/612995 / JE RK 21-337
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging schriftelijke aanwijzing in jeugdzorgzaak met betrekking tot omgangsregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 26 februari 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing die door de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering was gegeven aan de moeder van drie minderjarige kinderen. De schriftelijke aanwijzing had betrekking op de verzorging en opvoeding van de kinderen en was bedoeld om de omgang tussen de kinderen en hun vader uit te breiden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld tijdens een mondelinge zitting met gesloten deuren, waarbij de vader, de moeder en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig waren.

De feiten van de zaak tonen aan dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, maar dat de kinderen bij de moeder wonen. Er was eerder een zorgregeling vastgesteld, maar de moeder had na een incident in 2019 het contact tussen de kinderen en de vader stopgezet. De GI heeft een schriftelijke aanwijzing gegeven om de moeder te bewegen mee te werken aan de omgangsregeling, maar de moeder verzet zich hiertegen en stelt dat de omgang niet veilig is. De vader daarentegen is van mening dat de omgang kan worden uitgebreid en heeft zich aangemeld voor therapie.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de schriftelijke aanwijzing kan worden bekrachtigd op basis van artikel 1:263 BW, en dat het in het belang van de kinderen is om het contact met de vader te herstellen. De kinderrechter heeft de moeder de gelegenheid gegeven om mee te werken aan de aanwijzing en heeft de verzoeken van de GI voor een dwangsom afgewezen, om de moeder de kans te geven om vertrouwen te krijgen in de situatie. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/612995 / JE RK 21-337
Datum uitspraak: 26 februari 2021

Beschikking schriftelijke aanwijzing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
locatie Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2010 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2012 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] ,
[naam minderjarige 3], geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2015 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [voornaam minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader] ,
advocaat: mr. M.G. Hoogerwerf, te Dordrecht.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 8 februari 2021, ingekomen bij de griffie op 10 februari 2021;
- de beschikking van de rechter van 13 november 2020, ter zitting overlegd door
mr. M.G. Hoogerwerf.
Op 26 februari 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. M.G. Hoogerwerf;
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de ouders. [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 29 mei 2019 is een zorgregeling tussen de ouders vastgesteld. Deze zorgregeling is bij beschikking van 13 november 2020 bekrachtigd.
Bij beschikking van 24 april 2020 zijn [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] onder toezicht gesteld tot 24 april 2021.
De GI heeft op 25 januari 2021 aan de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] . Hierin is het volgende opgenomen:
1. De moeder werkt mee de afspraken rondom de contactmomenten tussen vader en de kinderen zoals deze zijn opgenomen de schriftelijke aanwijzing.
2. De moeder stuurt maandelijks de eerste week van de maand een e-mail met een verslagje voor vader rondom de kinderen.

Het verzoek

De GI verzoekt bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing. Tevens wordt verzocht een dwangsom op te leggen van € 50,00 voor ieder bezoek dat de moeder de schriftelijke aanwijzing niet naleeft. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI handhaaft tijdens de mondelinge behandeling het verzoek en licht het als volgt toe. De moeder heeft na een incident in het voorjaar van 2019 het contact tussen de kinderen en de vader stopgezet omdat zij vreest dat de vader de kinderen iets aandoet. Een van de doelen van de ondertoezichtstelling is om het contact tussen [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] en hun vader te herstellen. Op dit moment zijn de bezoeken geheel begeleid door de jeugdbeschermer of vinden ze plaats bij de Safegroup. Deze bezoeken verlopen goed en de kinderen zijn enthousiast wanneer ze hun vader zien. De GI is van mening dat het passend is om het tweede uur van het bezoek niet langer te begeleiden door een professionele hulpverlener. De moeder geeft echter aan de kinderen niet meer te brengen, wanneer een deel van het bezoek onbegeleid plaatsvindt. De GI heeft een schriftelijke aanwijzing aan de moeder gegeven om haar te bewegen mee te werken aan de opbouw van de omgangsregeling. De GI is van mening dat er voldoende waarborgen zijn om de bezoeken aan de vader veilig te laten verlopen. Hierbij ziet de GI de nieuwe partner van de vader als beschermende factor indien de vader zijn emoties niet onder controle heeft tijdens het bezoek van de kinderen. Ook heeft de GI nooit gezien dat de vader agressief was in het bijzijn van de kinderen. De moeder werkt ondanks de schriftelijke aanwijzing niet mee aan deze uitbreiding van de omgang. De GI is van mening dat het van belang is om de omgang tussen [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] en de vader uit te breiden en acht het daarom noodzakelijk om een dwangsom te verzoeken.

De standpunten

De moeder verzet zich tegen het verzoek van de GI. Het is niet veilig als de omgang tussen de vader en de kinderen onbegeleid is. De vader gebruikt middelen, is agressief en heeft zijn emoties nog altijd niet onder controle. De vader ontvangt hiervoor geen behandeling, terwijl de schriftelijke aanwijzing dit wel vereist voordat de omgang verder wordt uitgebreid. Daarnaast is de partner van de vader niet betrouwbaar als steunfiguur voor de kinderen. In april 2020 heeft er een incident plaatsgevonden tussen de vader en de partner van de moeder waarbij de partner van de vader niet passend heeft gereageerd. De moeder verzoekt om afwijzing van het verzoek.
De vader stemt, mede bij monde van zijn advocaat, in met het verzoek van de GI. De contactmomenten tussen de vader en [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verlopen goed. Er is geen reden om aan te nemen dat de kinderen niet veilig zijn. De vader is tijdens de bezoeken nog nooit onder invloed geweest en hij houdt zich aan alle regels die de reclassering en de GI stellen. Daarnaast heeft de vader zich aangemeld voor agressie-regulatietherapie die op korte termijn gaat starten. De vader heeft sinds het voorjaar van 2019 weinig contact met de kinderen gehad en wenst dat het verzoek wordt toegewezen, zodat de omgang kan worden uitgebreid.

De beoordeling

De kinderrechter stelt vast dat op grond van artikel 1:263, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) de GI een schriftelijke aanwijzing kan geven over de verzorging en opvoeding van een minderjarige. Op grond van artikel 1:263, derde lid BW kan de kinderrechter deze schriftelijke aanwijzing bekrachtigen en een dwangsom opleggen.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling kan naar het oordeel van de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing worden bekrachtigd. Het doel van de schriftelijke aanwijzing van 25 januari 2021 is de omgang tussen de kinderen en de vader uit te breiden, zodat kan worden voldaan aan de omgangsregeling zoals die bij beschikking van 29 mei 2019 door de rechter is vastgelegd en bij beschikking van 13 november 2020 is bekrachtigd. Bij deze laatste beschikking heeft de GI de regie heeft gekregen om toe te werken naar het naleven van de in mei 2019 vastgestelde omgangsregeling. De omgang tussen de kinderen en de vader is ook een van de doelen van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter constateert dat als gevolg van het gedrag van de moeder de uitvoering van de ondertoezichtstelling wordt belemmerd. Het is in het belang van de ontwikkeling van de kinderen dat het contact tussen [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] en de vader wordt hersteld.
De schriftelijke aanwijzing dient ertoe om de moeder te bewegen medewerking te verlenen aan het opbouwen van de omgang tussen de kinderen en de vader. In de schriftelijke aanwijzing zijn veiligheidsafspraken vastgelegd, waaraan moet zijn voldaan om tot een volgende stap in de uitbreiding van de omgang te komen. Deze volgende stap ziet op de onbegeleide omgang van het tweede uur van het bezoekmoment van de kinderen bij de vader thuis. Wanneer de jeugdbeschermer het op basis van het verloop van het eerste uur passend acht, zal het tweede uur van de omgang onbegeleid zijn. De partner van de vader is in dat tweede uur aanwezig, zo nodig om de vader te ondersteunen in het reguleren van zijn emoties. De kinderrechter is van oordeel dat de GI hiermee voldoende zorgvuldig omgaat met de veiligheid van de kinderen tijdens de omgangsmomenten met de vader. Dit geldt te meer nu niet is gebleken dat de vader jegens zijn kinderen agressief gedrag vertoont, de vader openstaat en zich heeft aangemeld voor een agressie-regulatietherapie en hij vooruitgang heeft geboekt in het aanbrengen van stabiliteit in zijn leven. Tot slot heeft de GI voldoende waarborgen ingebouwd om erop toe te zien dat het gedrag van de vader niet schadelijk is voor de kinderen.
Anders dan de GI verzoekt, ziet de kinderrechter - vooralsnog - geen aanleiding om de moeder een dwangsom op te leggen bij niet nakoming van de aanwijzing. Hiertoe overweegt de kinderrechter dat zij de moeder, na deze bekrachtiging, nog de gelegenheid wil geven om aan de schriftelijke aanwijzing mee te werken om het contact tussen de vader en de kinderen te laten opbouwen en vertrouwen te hebben in de deskundigheid van de GI en de zorgvuldigheid die de GI betracht. De kinderrechter geeft de moeder in overweging om kennis te maken met de partner van de vader, om (ook) vertrouwen in de partner te kunnen hebben.

De beslissing:

De kinderrechter:
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van 25 januari 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2021 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Leeuw, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 maart 2021.