In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 april 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 30 april 2020 en liep tot 30 april 2021. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 25 maart 2021 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de zaak mondeling behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [voornaam minderjarige]. De moeder heeft op dit moment onvoldoende draagkracht om [voornaam minderjarige] te begeleiden in het contactherstel met de vader, en de vader heeft een belast verleden met de moeder. De kinderrechter oordeelt dat het noodzakelijk is dat de opbouw van de omgang tussen [voornaam minderjarige] en haar vader zorgvuldig wordt begeleid, en dat er passende individuele hulpverlening voor beide ouders moet worden ingezet. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen tot 30 april 2022, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Leeuw, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 mei 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.