ECLI:NL:RBROT:2021:5275

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
C/10/615671 / JE RK 21-762
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 april 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 30 april 2020 en liep tot 30 april 2021. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 25 maart 2021 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de zaak mondeling behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [voornaam minderjarige]. De moeder heeft op dit moment onvoldoende draagkracht om [voornaam minderjarige] te begeleiden in het contactherstel met de vader, en de vader heeft een belast verleden met de moeder. De kinderrechter oordeelt dat het noodzakelijk is dat de opbouw van de omgang tussen [voornaam minderjarige] en haar vader zorgvuldig wordt begeleid, en dat er passende individuele hulpverlening voor beide ouders moet worden ingezet. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen tot 30 april 2022, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Leeuw, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 mei 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/615671 / JE RK 21-762
Datum uitspraak: 21 april 2021

Beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2010 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

Mw. [naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant aan:

Dhr. [naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 25 maart 2021, ingekomen bij de griffie op 25 maart 2021.
Op 21 april 2021 heeft de kinderrechter de zaak mondeling behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren.
Verschenen zijn:
- de moeder;
- de vader;
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 1] en mw. [naam vertegenwoordigster 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 30 april 2020 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 30 april 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI handhaaft het verzoek en licht het als volgt toe. Er is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] is een kwetsbaar meisje en zij heeft geen grote wens om contact met haar vader op te bouwen. Daarnaast is er tussen de ouders sprake van een belast verleden. De moeder heeft op dit moment onvoldoende draagkracht om [voornaam minderjarige] te begeleiden in het contactherstel met de vader. Zij heeft hulp gezocht om weerbaarder te zijn tegenover de vader en haar ervaringen uit het verleden te verwerken. De vader kan ongeremd zijn in zijn uitingen vanwege zijn wil om [voornaam minderjarige] te ontmoeten, waarbij hij over grenzen heen gaat. Het opzetten van de omgang tussen [voornaam minderjarige] en haar vader is lastig gebleken. Er is geprobeerd om de ouders aan te melden bij Ouderschap Blijft, maar zij voldoen niet aan de randvoorwaarden. De GI is van mening dat er individuele hulpverlening voor beide ouders noodzakelijk is. Deze is echter niet op gang gekomen, omdat de beschikking waarbij de familierechter een omgangsregeling heeft vastgesteld dit traject heeft doorkruist. Op grond van die rechterlijke beslissing zal er vanmiddag omgang zijn in het omgangshuis. [voornaam minderjarige] was gespannen en angstig om haar vader voor het eerst na lange tijd te ontmoeten, maar zij kon gerustgesteld worden door te horen over de veiligheidsmaatregelen die het omgangshuis neemt. Het is daarom van belang dat de opbouw van de omgang goed wordt begeleid en dat er passende individuele hulpverlening wordt ingezet voor [voornaam minderjarige] en de ouders.

Het standpunt van de moeder

De moeder stemt in met het verzoek. De moeder en [voornaam minderjarige] profiteren van de hulpverlening. De moeder voelt zich niet sterk genoeg om [voornaam minderjarige] op dit moment te ondersteunen bij het opbouwen van contact met haar vader.

De mening van de vader

De vader wil graag contact met [voornaam minderjarige] . Hij heeft recht op contact met zijn dochter, maar de jeugdbeschermer vertelt hem dat hij zich op de achtergrond moet houden. De vader wenst informatie van de GI over [voornaam minderjarige] te ontvangen, omdat hij wil weten hoe het met haar gaat en hoe zij het doet op school. Het is van belang dat de GI de komende periode de voorwaarden in de omgangsbeschikking uitvoert.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. [voornaam minderjarige] wordt nog altijd ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. De relatie tussen de ouders is ernstig verstoord door gebeurtenissen in het verleden. [voornaam minderjarige] zit klem tussen haar ouders en heeft al langere tijd geen omgang met haar vader gehad. Mede vanwege een te snelle en onbegeleide opbouw van omgang in het verleden, dient het opnieuw opbouwen van omgang zeer zorgvuldig te gebeuren. Het lukt de ouders niet om dit traject zelf vorm te geven. De moeder is vanwege haar belaste verleden met de vader op dit moment onvoldoende in staat om [voornaam minderjarige] te ondersteunen in de opbouw van de omgang. Hiervoor dient zij passende individuele hulpverlening te blijven ontvangen. De vader dient in te zien dat zijn recht op omgang met [voornaam minderjarige] begrensd wordt door de vraag in hoeverre de omgang in strijd met haar belang is. Het is van belang dat de vader bij het opbouwen van de omgang de door de GI noodzakelijke voorzichtigheid betracht en hulpverlening accepteert. De komende periode is het noodzakelijk dat het gezin wordt begeleid door een jeugdbeschermer zodat de noodzakelijke individuele hulpverlening kan worden opgestart en de omgang kan worden begeleid. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 30 april 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2021 door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Leeuw, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 mei 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.