ECLI:NL:RBROT:2021:5278

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
C/10/615890 / JE RK 21-789
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 april 2021 uitspraak gedaan over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De zaak is aangespannen door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die verzocht om de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, die loopt tot 16 maart 2022. De kinderrechter heeft de moeder van [voornaam minderjarige] als belanghebbende aangemerkt, die zich verzet tegen het verzoek van de GI. De moeder stelt dat zij in staat is om structuur en grenzen te bieden in de thuissituatie en dat er alternatieve hulpverlening beschikbaar is.

De kinderrechter heeft de zaak mondeling behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en haar advocaat, mr. A.L. Witteveen, aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er bij [voornaam minderjarige] sprake is van een reactieve hechtingsstoornis, een ontwikkelingsachterstand en schoolverzuim. De moeder heeft persoonlijke problematiek en is onvoldoende in staat gebleken om haar gezag als opvoeder te laten gelden. Ondanks eerdere hulpverlening en een gezinsopname, zijn de zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder nog steeds aanwezig.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige]. De beslissing tot uithuisplaatsing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 mei 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/615890 / JE RK 21-789
Datum uitspraak: 21 april 2021

Beschikking machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2009 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

Mw. [naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat: mr. A.L. Witteveen, te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 30 maart 2021, ingekomen bij de griffie op 30 maart 2021;
- het verweerschrift van de moeder van 16 april 2021, ingekomen bij de griffie op 16 april 2021.
Op 21 april 2021 heeft de kinderrechter de zaak mondeling behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.L. Witteveen;
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 1] en mw. [naam vertegenwoordigster 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 16 maart 2018 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 16 maart 2019. De ondertoezichtstelling is daarna telkens verlengd, voor het laatst bij beschikking van 1 maart 2021 tot 16 maart 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 16 maart 2022, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI handhaaft het verzoek en licht het als volgt toe. Bij [voornaam minderjarige] is er sprake van een verstoorde hechting en parentificatie. Het is voor moeder lastig om een stevige ouderrol in te nemen waardoor [voornaam minderjarige] thuis veel beslissingen neemt. Daarnaast heeft [voornaam minderjarige] een ontwikkelingsachterstand en is er al langere tijd sprake van schoolverzuim. De kinderrechter heeft in de beschikking van 18 december 2018 al zorgen geuit over de leerbaarheid van de moeder vanwege haar intelligentie en persoonlijke problematiek. Deze zorgen zijn nog altijd aanwezig. De moeder en [voornaam minderjarige] waren tot 4 april 2021 in gezinsopname bij Harreveld van Horizon. Hoewel het soms periodes beter gaat in het gezin, is het zorgelijk dat de veerkracht van de moeder ontbreekt en zij niet voldoende sterk op tegenslagen kan reageren. Tijdens de gezinsopname is tot driemaal toe alcohol gevonden en de moeder heeft erkend dat zij nog altijd alcohol gebruikt. Het is zorgelijk dat de moeder niet in staat was om [voornaam minderjarige] tijdens de laatste weken van de gezinsopname naar school te laten gaan. De moeder is onvoldoende leerbaar gebleken. Naar aanleiding van de gezinsopname heeft Horizon geadviseerd dat [voornaam minderjarige] in een gezinshuis wordt geplaatst, omdat zij baat heeft bij duidelijkheid en structuur. De GI is van mening dat er voldoende vormen van hulpverlening en intensieve trajecten zijn ingezet zonder voldoende positief resultaat voor [voornaam minderjarige] en dat deze onzekere situatie te lang duurt. [voornaam minderjarige] heeft duidelijkheid nodig. Er wordt gezocht naar een gezinshuis in de regio Rotterdam, omdat het van belang is dat [voornaam minderjarige] een goede band met de moeder behoudt en het wenselijk is dat zij op haar oude school kan blijven. Omdat de GI van mening is dat [voornaam minderjarige] behandeling nodig heeft, wordt er ook gekeken naar een behandelplek bij Pameijer waar [voornaam minderjarige] eerder heeft verbleven. Hoewel [voornaam minderjarige] geschikt is bevonden voor deze plek, is er nog geen duidelijkheid over en startdatum. [voornaam minderjarige] verblijft op dit moment bij de moeder.

Het standpunt van de moeder

De moeder verzet zich, mede bij monde van haar advocaat, tegen het verzoek van de GI. Het gaat goed in de thuissituatie en het lukt de moeder om structuur en grenzen te bieden in de thuissituatie. De zorgen die Horizon heeft genoemd zijn daarom niet meer aan de orde. Daarnaast is een machtiging tot uithuisplaatsing in strijd met artikel 8, tweede lid van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het recht op family life omdat er alternatieve hulpverlening beschikbaar is. De moeder is leerbaar gebleken door de vooruitgang tijdens de gezinsopname en zij staat open voor de noodzakelijke hulpverlening. De moeder wenst dat er hulpverlening in de thuissituatie wordt ingezet zoals Ambulante Spoed Hulp en hulpverlening gericht op het verbeteren van de gehechtheid, zoals Video Hometraining. De moeder heeft zich bij een therapeut aangemeld en heeft EMDR-therapie ontvangen. Voorts is de conclusie van de GI niet gebaseerd op voldoende en adequaat bewijs. De twee rapportages van Horizon laten zich verschillend uit over het gezin dat moeder en [voornaam minderjarige] vormen, waarbij de ene rapportage positief is over de thuisplaatsing, en de andere negatief. De moeder verzoekt primair om aanhouding dan wel afwijzing van het verzoek van de GI. Subsidiair verzoekt de moeder om contra-expertise op grond van artikel 810a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dit dient inzicht te geven op de vraag wat de opvoedbehoeften van [voornaam minderjarige] zijn, en welke opvoedvaardigheden de moeder heeft. Daarnaast dient het antwoord te geven op de vraag welke hulpverlening ingezet kan worden om de hechting te verbeteren. Voorts dient een onderzoek inzicht te geven in de persoonlijkheid en het functioneren van de moeder, welke hulpverlening er is aangewezen en wat de contra-indicaties zijn voor thuisplaatsing.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). Bij [voornaam minderjarige] is sprake van een reactieve hechtingsstoornis en zeer zelfbepalend gedrag. [voornaam minderjarige] heeft een ontwikkelingsachterstand en er is veel schoolverzuim. Daarnaast is er sprake van parentificatie, waarbij [voornaam minderjarige] naast de moeder gaat staan als opvoeder. Er zijn nog altijd zorgen over de instabiele opvoedingssituatie bij de moeder. De moeder is onvoldoende in staat gebleken haar gezag als opvoeder te laten gelden. Bij de moeder is sprake van persoonlijke problematiek vanuit een belast verleden. Hierop gerichte hulpverlening is onvoldoende op gang gekomen en/of heeft een onvoldoende positief effect gehad. De moeder gebruikt ondanks een vrijwillige opname bij Antes voor haar middelengebruik nog altijd alcohol.
De afgelopen periode hebben [voornaam minderjarige] en de moeder bij een gezinsbehandeling van Horizon verbleven. Deze gezinsopname is vanwege verscheidene zorgen tweemaal verlengd. De moeder heeft moeite de hulpverlening en adviezen te accepteren en zij heeft ook tijdens de gezinsopname onvoldoende kunnen profiteren van de geboden hulp. Horizon heeft naar aanleiding van de gezinsopname geadviseerd om [voornaam minderjarige] niet thuis op te laten groeien. [voornaam minderjarige] heeft een stabiele perspectief biedende opvoedomgeving nodig om zich positief te ontwikkelen. Ondanks de liefdevolle band tussen [voornaam minderjarige] en de moeder, is de moeder niet in staat gebleken om deze opvoedomgeving aan [voornaam minderjarige] te bieden. Ook nu [voornaam minderjarige] voor een korte periode thuis verblijft, is de moeder niet in staat gebleken de zorgen te verminderen. Mede gelet op de lange duur dat [voornaam minderjarige] in onzekerheid heeft verbleven over haar opvoedsituatie en de hoeveelheid reeds ingezette hulpverlening is de kinderrechter van oordeel dat het niet in haar belang is om nogmaals een nieuw hulpverleningstraject in te zetten dat gericht is op thuisplaatsing. De komende periode is van belang dat [voornaam minderjarige] op een stabiele plek kan verblijven en daar aan haar problematiek kan werken. Gelet op haar ontwikkelingsachterstand is ten zeerste van belang dat [voornaam minderjarige] onderwijs volgt, bij voorkeur op haar eigen school. Daarnaast is van belang dat de moeder werkt aan haar persoonlijke problematiek door middel van traumaverwerking. Voorts is van belang dat de positieve band tussen [voornaam minderjarige] en haar moeder behouden blijft. Hiervoor is het wenselijk dat [voornaam minderjarige] binnen dezelfde regio gaat verblijven als waar haar moeder woont en haar school is. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] toewijzen, voor de duur van de ondertoezichtstelling.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 21 april 2021 tot 16 maart 2022;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2021 door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Leeuw, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 mei 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.