ECLI:NL:RBROT:2021:5283

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
C/10/614919 / JE RK 21-628
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nieuwe ondertoezichtstelling na verlopen ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 28 april 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond hebben verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van twaalf maanden, omdat de kinderen kwetsbaar zijn en er zorgen zijn over de opvoedcapaciteiten van de moeder. De ouders werken onvoldoende samen in het belang van de kinderen, en er zijn zorgen over de stabiliteit van de thuissituatie.

De kinderrechter heeft de zaak mondeling behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de Raad en de GI aanwezig waren. De moeder, die de Nederlandse taal niet goed beheerst, kreeg bijstand van een beëdigde tolk. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van de kinderen noodzakelijk is, gezien hun kwetsbare situatie en de onrust in de thuissituatie. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om samen te werken aan een veilige en stabiele opvoedomgeving voor de kinderen.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de kinderen onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 28 april 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/614919 / JE RK 21-628
Datum uitspraak: 28 april 2021

Beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
en

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2016 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2019 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

Mw. [naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

Dhr. [naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 12 maart 2021, ingekomen bij de griffie op 12 maart 2021;
- het verzoek met bijlagen van de GI van 11 maart van 2021, ingekomen bij de griffie op 12 maart 2021.
Op 28 april 2021 heeft de kinderrechter de zaak mondeling behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren. Verschenen zijn:
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ;
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Marokkaans-Arabische taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van dhr. [naam tolk] , tolk in de Marokkaans-Arabische taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 18 maart 2019 zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 18 maart 2020. Bij beschikking van 14 februari 2020 is de ondertoezichtstelling verlengd tot 18 maart 2021. Deze maatregel is reeds verlopen.

Het verzoek van de Raad

De Raad verzoekt op 12 maart 2021 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad handhaaft het verzoek. De kinderen zijn kwetsbaar vanwege hun jonge leeftijd en de hoeveelheid verandering en onrust die zij hebben meegemaakt. De ouders werken onvoldoende samen in het belang van de kinderen. Daarnaast zijn er zorgen over de opvoedcapaciteiten van de moeder. De komende periode dient er hulpverlening ingezet te worden om de samenwerking tussen de ouders te verbeteren en de moeder in de thuissituatie te begeleiden. Voorts is rust voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] de komende periode van belang.

Het verzoek van de GI

De GI verzoekt op 11 maart 2021 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De GI trekt tijdens de mondelinge behandeling het verzoek in. Aangezien de ondertoezichtstelling reeds is verlopen, is een verlenging niet mogelijk. Omdat de GI van mening is dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is, sluit de GI zich aan bij het verzoek van de Raad.

De standpunten

De GI stemt in met het verzoek van de Raad en licht het als volgt toe. Structurele omgang tussen de vader en de kinderen ontbreekt en de samenwerking tussen de ouders verloopt nog altijd moeizaam. De vader heeft bij de rechtbank Amsterdam een verzoek tot co-ouderschap ingediend. Daarnaast zal de moeder komende week verhuizen en dient er de komende periode hulpverlening opgestart te worden in de nieuwe woonplaats. Ondanks dat de ouders de afgelopen periode goed hebben meegewerkt met de hulpverlening, is het niet gelukt de zorgen te verminderen. De komende periode is het van belang dat de benodigde hulpverlening in de thuissituatie bij de moeder wordt opgestart en dat de thuissituatie van de moeder gemonitord wordt. Daarnaast is het van belang dat de jeugdbeschermer de ouders begeleidt in hun onderlinge samenwerking en bij het opzetten van structurele omgang.
De vader verzet zich tegen de verzoeken van de Raad. Een ondertoezichtstelling is niet langer noodzakelijk. Het gaat goed tussen de ouders. Zij hebben de afgelopen twee jaar geen ruzie gehad en de vader is vrijgesproken van beschuldigingen van huiselijk geweld. Daarnaast is de vader er altijd voor de kinderen geweest en heeft hij een goede band met de kinderen. Hij wil betrokken blijven en wenst dat er een omgangsregeling met de kinderen wordt opgezet.
De moeder verzet zich tegen het verzoek van de Raad. Er zijn de afgelopen twee jaar geen problemen tussen de ouders geweest. Ook kan de moeder de zorg voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] goed aan. Hoewel de moeder het niet eens is met co-ouderschap, wenst zij dat er een goede omgangsregeling tot stand komt. Hiervoor is een ondertoezichtstelling voor niet langer dan drie maanden noodzakelijk.

De beoordeling

Allereerst wenst de kinderrechter op te merken dat de GI heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling die ten tijde van de mondelinge behandeling reeds is verlopen. Omdat verlenging van een verlopen maatregel geen mogelijkheid is die de wet kent, dient het verzoek van de GI aangemerkt te worden als een nieuw verzoek tot ondertoezichtstelling. Er moet getoetst worden aan de voorwaarden van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van 1:255, tweede lid BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen op verzoek van de Raad. De kinderrechter stelt vast dat de Raad in samenspraak met de GI een verzoek tot ondertoezichtstelling heeft ingediend, dat ziet op hetzelfde rechtsgevolg als het tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken verzoek van de GI. De kinderrechter is van oordeel dat het in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] is om het verzoek van de Raad te toetsen in samenhang met de onderbouwing van het ingetrokken verzoek van de GI.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben een belast verleden. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zijn getuige geweest van huiselijk geweld tussen de ouders en hebben veel wisselingen van opvoedomgeving gehad. Het beëindigen van de relatie tussen de ouders brengt nog altijd veel spanningen met zich mee waar [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] last van hebben. Op dit moment verblijft de moeder samen met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] op een behandelgroep bij Fier vanwege het huiselijk geweld tussen de ouders. De moeder zal binnenkort verhuizen naar een eigen woning. Er zijn zorgen over of de moeder voldoende opvoedvaardigheden heeft om de volledige zorg van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] op zich te nemen. De moeder maakt op dit moment veel gebruik van de begeleiding die Fier biedt en heeft in haar eigen woning geen sociaal netwerk. Verder verloopt de communicatie tussen de ouders stroef en is er sprake van veel wantrouwen over en weer. Ook zijn er zorgen over het verloop van de omgang tussen de vader en de kinderen. De vader houdt zich niet altijd aan de gemaakte afspraken rondom de omgangsmomenten en heeft meerdere keren grensoverschrijdend gedrag vertoond tijdens de begeleide overdrachtsmomenten. Daarnaast heeft de rechtbank Amsterdam nog geen beslissing genomen over het door de vader ingediende verzoek tot co-ouderschap.
De komende periode is het noodzakelijk dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] opgroeien in een rustige, veilige en stabiele opvoedomgeving. Het is in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] dat de GI betrokken blijft om de ouders te ondersteunen in het wegnemen van de zorgen rondom [voornaam minderjarige 1] en Mohammed. De GI dient de ouders te ondersteunen in het verbeteren van hun communicatie in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Het is van belang dat de ouders inzien dat zij hiermee de sleutel in handen hebben tot het wegnemen van de zorgen over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Daarnaast dient de GI de moeder te begeleiden in het vinden van passende ondersteuning in de thuissituatie. Met het oog op de aankomende veranderingen en het belang van een langdurige veilige, stabiele en rustige opvoedomgeving acht de kinderrechter het noodzakelijk dat de GI gedurende een langere periode bij het gezin betrokken blijft. De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 28 april 2021 tot 28 april 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2021 door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.A. den Hartog, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 mei 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.