ECLI:NL:RBROT:2021:5299

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
C/10/617144 / JE RK 21-1037 en C/10/617148 / JE RK 21-1038 en C/10/617466 JE RK 21-1110.
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor medische behandeling en machtiging tot uithuisplaatsing in het ziekenhuis van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 april 2021 uitspraak gedaan over de verzoeken van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) met betrekking tot de minderjarige [voornaam minderjarige]. De GI verzocht om vervangende toestemming voor medische behandeling en een machtiging tot uithuisplaatsing in een ziekenhuis, omdat de bloedsuikerwaarden van [voornaam minderjarige] levensbedreigend waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende structuur aanbrengen in de behandeling van de diabetes van [voornaam minderjarige] en dat eerdere hulpverlening niet het gewenste effect heeft gehad. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing in het ziekenhuis verleend en de vervangende toestemming voor de medische behandeling goedgekeurd, omdat dit noodzakelijk was om ernstig gevaar voor de gezondheid van [voornaam minderjarige] af te wenden.

Daarnaast heeft de kinderrechter ook een verzoek van de GI om een machtiging voor gesloten jeugdhulp afgewezen. De gedragswetenschapper stemde niet in met deze plaatsing, en de kinderrechter oordeelde dat de noodzaak voor gesloten jeugdhulp onvoldoende onderbouwd was. De kinderrechter heeft wel een machtiging tot uithuisplaatsing bij Merem verleend voor de duur van zes weken, om de behandeling van de diabetes van [voornaam minderjarige] te waarborgen. De kinderrechter benadrukte het belang van samenwerking tussen de moeder, [voornaam minderjarige] en de hulpverleners, en dat zij zelf controle hebben over het verloop van de komende periode door afspraken na te komen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummers: C/10/617144 / JE RK 21-1037 en C/10/617148 / JE RK 21-1038 en C/10/617466 JE RK 21-1110.
Datum uitspraak: 29 april 2021

Beschikking

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2005 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

Mw. [naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

Dhr. [naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 20 april 2021 met zaaknummer C/10/617144 / JE RK 21-1037, ingekomen bij de griffie op 20 april 2021;
- het verzoek met bijlagen van de GI van 20 april 2021 met zaaknummer C/10/617148 / JE RK 21-1038, ingekomen bij de griffie op 20 april 2021;
- de beschikking van de kinderrechter van 20 april 2021 inzake de verzoeken met zaaknummers C/10/617144 / JE RK 21-1037 en C/10/617148 / JE RK 21-1038, en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het verzoek met bijlagen van de GI van 23 april 2021 met zaaknummer C/10/617466 JE RK 21-1110, ingekomen bij de griffie op 26 april 2021;
- de bepaling jeugdhulp van 23 april 2021, ingekomen bij de griffie op 26 april 2021;
- de niet-instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 28 april 2021, tijdens de mondelinge behandeling overlegd door de GI;
- aanvullende stukken, tijdens de mondelinge behandeling overlegd door mr. N. Aydogan-Kütük.
Op 29 april 2021 heeft de kinderrechter de zaak mondeling behandeld met gesloten deuren.
Verschenen zijn:
- [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de mondelinge behandeling apart is gehoord en is bijgestaan door haar advocaat mr. N. Aydogan-Kütük;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. F. Celen;
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
- een vertrouwensarts van Veilig Thuis, mw. [naam vertrouwensarts] , als informant.
Opgeroepen en niet verschenen is de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 20 november 2018 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna telkens verlengd, voor het laatst bij beschikking van 31 juli 2020 tot 6 augustus 2021.
Bij beschikking van 20 april 2021 is [voornaam minderjarige] met spoed uit huis geplaatst in een ziekenhuis, met ingang van 20 april 2021 voor de duur van twee weken. Tevens heeft de kinderrechter bij deze beschikking vervangende toestemming verleend voor de medische behandeling van [voornaam minderjarige] , inhoudende dat [voornaam minderjarige] voor een periode van twee weken wordt opgenomen in het ziekenhuis, waar haar diabetes en medicatie goed kan worden ingesteld.

De verzoeken

De GI heeft op 20 april 2021 met spoed verzocht om vervangende toestemming te verlenen voor de medische behandeling van [voornaam minderjarige] en tevens verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een ziekenhuis voor de duur van maximaal twee weken. Deze medische behandeling betrof een opname in het ziekenhuis voor de duur van een tot twee weken ten behoeve van stabilisatie van de diabetes van [voornaam minderjarige] .
De GI heeft op 23 april 2021 verzocht om een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van twee maanden. Aansluitend heeft de GI verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten Merem, voor de duur van zes weken.
De GI handhaaft de verzoeken en licht deze als volgt toe. De afgelopen periode is er ambulante hulpverlening ingezet met als doel de moeder en [voornaam minderjarige] te begeleiden bij de behandeling van de diabetes van [voornaam minderjarige] . Dit heeft onvoldoende resultaat opgeleverd. Op 19 april 2021 waren de bloedsuikerwaarden van [voornaam minderjarige] in zo’n sterke mate wisselend, dat dit levensbedreigend was en opname in het ziekenhuis noodzakelijk was. De GI heeft de moeder en [voornaam minderjarige] de mogelijkheid geboden om zelf naar het ziekenhuis gaan, maar de moeder en [voornaam minderjarige] zijn niet naar het ziekenhuis gekomen. [voornaam minderjarige] verblijft nu met een machtiging tot uithuisplaatsing en vervangende toestemming voor medische behandeling in het ziekenhuis. Het gaat beter met [voornaam minderjarige] nu zij in het ziekenhuis verblijft. Zij mag zondag waarschijnlijk naar huis, omdat haar bloedsuikerwaarden dan lang genoeg stabiel zijn geweest. Wanneer [voornaam minderjarige] uit het ziekenhuis ontslagen wordt, is het van belang dat zij niet teruggaat naar huis. Dit onderschrijft ook de gedragswetenschapper dhr. Visser in de instemmingsverklaring. [voornaam minderjarige] staat ingeschreven voor een behandeltraject bij Merem om te onderzoeken waarom het niet lukt om met de diabetes om te gaan en hoe dit in het vervolg beter kan gaan. Dit traject zal waarschijnlijk starten in juni. De GI is, anders dan de gedragswetenschapper, van mening dat een plaatsing in de gesloten jeugdhulp noodzakelijk is ter overbrugging van de periode in het ziekenhuis tot aan het behandeltraject bij Merem. De gedragswetenschapper stemt niet in met de gesloten plaatsing van [voornaam minderjarige] . De gedragswetenschapper is van mening dat de gesloten jeugdhulp averechts zou werken voor [voornaam minderjarige] . De GI heeft een crisisplaatsing in de open jeugdzorg ook overwogen, maar de GI is van mening dat dit niet passend is omdat het op een open groep makkelijker is voor [voornaam minderjarige] om zich te onttrekken aan de noodzakelijke zorg. Ook is er in de gesloten jeugdhulp meer structuur.

Het standpunt van de moeder

De moeder verzet zich, mede bij monde van haar advocaat, tegen de verzoeken van de GI. Er is geen noodzaak voor de vervangende toestemming voor de medische behandeling en voor de machtiging tot uithuisplaatsing in het ziekenhuis. De moeder doet erg haar best om goed om te gaan met de diabetes van [voornaam minderjarige] . Het klopt dat de samenwerking met de jeugdbeschermer niet goed verloopt, maar dit maakt niet dat de moeder niet mee zou werken aan de medisch noodzakelijke hulpverlening voor [voornaam minderjarige] . Er is op 19 april 2021 in de communicatie tussen de GI, het ziekenhuis, de school, de moeder en [voornaam minderjarige] veel ruis ontstaan. Moeder heeft daarom vragen gesteld maar daaruit blijkt niet dat de moeder geen medewerking verleent. De moeder heeft vrijwillig meegewerkt met de intake bij Merem. De moeder stelt dat de schommelende bloedsuikerwaarden van [voornaam minderjarige] niet worden veroorzaakt doordat [voornaam minderjarige] en de moeder zich onvoldoende houden aan de voorschriften. Er zijn andere oorzaken zoals de spanning voor de examens van [voornaam minderjarige] , dat [voornaam minderjarige] grieperig was, menstrueerde en haar insuline niet op een correcte manier inspoot.
Ook in het ziekenhuis schommelen de bloedsuikerwaarden van [voornaam minderjarige] . Hieruit blijkt dat de schommelingen niet worden veroorzaakt doordat de moeder en [voornaam minderjarige] de instructies onvoldoende volgen. De moeder wenst dat [voornaam minderjarige] , nadat zij uit het ziekenhuis is ontslagen, naar huis komt. De moeder verzoekt het verzoek tot een machtiging gesloten jeugdhulp af te wijzen.

De mening van [voornaam minderjarige]

spuit iedere dag insuline in, maar haar bloedsuikerwaarden blijven schommelen vanwege stress op school. Terwijl [voornaam minderjarige] in het ziekenhuis verblijft, schommelen haar bloedsuikerwaarden ook. [voornaam minderjarige] heeft meermaals contact gezocht met haar arts wanneer zij hoge bloedsuikerwaarden had, maar zij kreeg hierop geen reactie van haar arts. Dit blijkt ook uit de overlegde Whatsappberichten. Het is niet noodzakelijk om [voornaam minderjarige] gesloten te plaatsen in afwachting van de behandeling bij Merem. [voornaam minderjarige] accepteert de hulpverlening. [voornaam minderjarige] en de moeder hebben contact met Enver en hebben meegewerkt aan de intake met Merem. Daarnaast heeft [voornaam minderjarige] nieuwe prikinstructie en leefregels gekregen, waarmee zij thuis haar diabetes kan behandelen in afwachting van het traject bij Merem. Verder stemt de gedragswetenschapper niet in met een gesloten plaatsing. Ook kan [voornaam minderjarige] haar examens niet afleggen als zij in de gesloten jeugdhulp verblijft. De advocaat van [voornaam minderjarige] verzoekt namens haar het verzoek tot machtiging gesloten jeugdhulp af te wijzen.

De mening van de vertrouwensarts

De vertrouwensarts is ter zitting telefonisch gehoord naar aanleiding van de standpunten van [voornaam minderjarige] en de moeder. Zij licht toe dat toen op 19 april 2021 [voornaam minderjarige] werd opgenomen in het ziekenhuis, de schommelingen in haar bloedsuikerwaarden dermate ernstig waren dat dit kan leiden tot ernstige lichamelijke bedreigingen. De medische noodzaak voor opname was erin gelegen dat op korte termijn onvoldoende zicht was op de hoge bloedsuikerwaarden van [voornaam minderjarige] . Op lange termijn kan dat dodelijke gevolgen hebben. Bloedvaten kunnen aangetast worden waardoor er een hoge bloeddruk ontstaat, met bijkomende problematiek zoals hersen- of hartinfarcten. Nu [voornaam minderjarige] in het ziekenhuis verblijft en er meer controle is op hoe [voornaam minderjarige] met haar diabetes omgaat, gaat het veel beter met [voornaam minderjarige] . Het is niet waar dat haar bloedsuikerwaarden nog op dezelfde wijze schommelen als daarvoor. Haar aanstaande ontslag op zondag volgt op een periode waarin haar bloedsuikerwaarden constant zijn geweest. In het ziekenhuis is aan [voornaam minderjarige] een betere prikinstructie gegeven. [voornaam minderjarige] bleek telkens op dezelfde plek te prikken, waardoor de insuline slecht wordt opgenomen. Daarnaast heeft het ziekenhuis [voornaam minderjarige] de instructie gegeven meer te bewegen en beter te eten. Het ziekenhuis betwijfelt of [voornaam minderjarige] en de moeder het nut en de noodzaak van deze instructies begrijpen. Het is [voornaam minderjarige] bijvoorbeeld niet gelukt om een eetlijst bij te houden en het is de moeder niet gelukt een glucosemeter mee te nemen vanuit huis. De stress rondom de examens van [voornaam minderjarige] en andere oorzaken zoals door [voornaam minderjarige] en de moeder aangedragen, kunnen niet alleen leiden tot de geconstateerde forse verhogingen en schommelingen van de bloedsuikerwaarden. Het is van belang dat [voornaam minderjarige] regelmatig bloedsuikerwaarden bepaalt en daarna volgens de instructie insuline inspuit.

De beoordeling

Ten aanzien van de verzoeken met zaaknummer C/10/617144 / JE RK 21-1037 en C/10/617148 / JE RK 21-1038
De kinderrechter kan volgens artikel 1:265h van het Burgerlijk Wetboek (BW) vervangende toestemming verlenen voor de medische behandeling van een minderjarige van twaalf jaar of ouder die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake, indien behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden en de ouder die het gezag uitoefent zijn toestemming daarvoor weigert. Ook kan de kinderrechter een minderjarige uit huis plaatsen wanneer dat noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid, zoals genoemd in artikel 1:265b BW.
Het verlenen van vervangende toestemming voor de medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar is niet een procedure waarvoor bij wet is geregeld dat bij wege van een spoedprocedure mondelinge toestemming verleend kan worden. Gelet evenwel de aard van de gevraagde medische behandeling, was in het belang van [voornaam minderjarige] spoed geboden. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [voornaam minderjarige] in ernstig gevaar verkeert door de wijze waarop de moeder en [voornaam minderjarige] omgaan met de diabetes van [voornaam minderjarige] . De moeder en [voornaam minderjarige] brengen onvoldoende structuur aan in de behandeling. [voornaam minderjarige] meet haar bloedsuikerwaarden niet op regelmatige tijden en spuit ook niet op regelmatige basis insuline. Daarnaast volgen de moeder en [voornaam minderjarige] de andere instructies onvoldoende op. De GI heeft de afgelopen periode hulpverlening ingezet om te proberen de moeder en [voornaam minderjarige] te begeleiden in het behandelen van de diabetes van [voornaam minderjarige] . Deze hulpverlening heeft onvoldoende effect gehad nu de moeder en [voornaam minderjarige] vast blijven houden aan hun eigen overtuigingen over de oorzaken van de schommelingen van de bloedsuikerspiegel van [voornaam minderjarige] . De kinderrechter is van oordeel dat het zeer zorgelijk is dat zelfs wanneer de bloedsuikerwaarden van [voornaam minderjarige] dermate hoog zijn, dat de situatie levensbedreigend is, zoals in oktober 2020, de moeder en [voornaam minderjarige] niet meewerken aan medische hulp. Om korte en lange termijngevolgen van de schommelende en hoge bloedsuikerwaarden van [voornaam minderjarige] af te wenden is een opname in het ziekenhuis noodzakelijk gebleken. In de afgelopen periode waarin [voornaam minderjarige] in het ziekenhuis heeft verbleven zijn haar bloedsuikerwaarden gestabiliseerd en gaat het beter met [voornaam minderjarige] . De kinderrechter is van oordeel dat de opname van [voornaam minderjarige] in het ziekenhuis en het verlenen van vervangende toestemming voor de medische behandeling noodzakelijk was om een ernstig gevaar voor de gezondheid van [voornaam minderjarige] af te wenden. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in het ziekenhuis en de vervangende toestemming voor de medische behandeling in stand laten.
Ten aanzien van de verzoeken met zaaknummer C/10/617466 JE RK 21-1110
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Op grond van artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet behoeft het verzoek van de GI de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de gedragswetenschapper niet instemt met een plaatsing van [voornaam minderjarige] in de gesloten jeugdhulp. De kinderrechter is met de gedragswetenschapper van oordeel dat de noodzaak voor een machtiging gesloten jeugdhulp onvoldoende onderbouwd is. De GI stelt dat [voornaam minderjarige] zich wanneer zij buiten de gesloten jeugdhulp zou verblijven zich makkelijker dan in de gesloten jeugdhulp zou kunnen onttrekken aan zorg. Er is geen sprake van wegloopproblematiek en er zijn geen zorgen dat [voornaam minderjarige] door haar ouders zou worden weggehaald uit van een behandelgroep. Gelet hierop zal de kinderrechter het verzoek tot afgifte van een machtiging gesloten jeugdhulp afwijzen.
De kinderrechter is, met de gedragswetenschapper, van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij Merem noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). Hoewel het beter gaat met [voornaam minderjarige] nu zij in het ziekenhuis verblijft, zijn er nog altijd zorgen over of de moeder en [voornaam minderjarige] de instructies van het ziekenhuis voldoende begrijpen en kunnen volgen. Het behandeltraject bij Merem is noodzakelijk en passend om de ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] weg te nemen. De kinderrechter acht het van belang dat [voornaam minderjarige] bij Merem wordt opgenomen, om zo de moeder en [voornaam minderjarige] te kunnen begeleiden bij de behandeling van de diabetes van [voornaam minderjarige] . Het is positief dat de moeder en [voornaam minderjarige] aangeven mee te willen werken met het behandeltraject bij Merem. Gelet op de ambivalente houding van de moeder en [voornaam minderjarige] tegenover de hulpverlening en het gevaar van het niet correct behandelen van de diabetes van [voornaam minderjarige] , acht de kinderrechter het noodzakelijk dat de behandeling bij Merem verplicht gesteld wordt. De kinderrechter zal daarom een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten Merem, vanaf de start van het behandeltraject voor de duur van zes weken afgeven.
De kinderrechter begrijpt dat het omgaan met de diabetes van [voornaam minderjarige] niet makkelijk is. Nu [voornaam minderjarige] de komende periode thuis zal verblijven, gaat de kinderrechter ervan uit dat de moeder en [voornaam minderjarige] hun medewerking verlenen aan alle noodzakelijke hulpverlening voorafgaand aan de opname bij Merem. De kinderrechter geeft mee dat de moeder en [voornaam minderjarige] door middel van het nakomen van afspraken met hulpverleners en artsen zelf controle hebben over het verloop van de komende periode.

De beslissing:

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij Merem met ingang van 7 juni 2021 voor de duur van ten hoogste zes weken;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het overig verzochte, voor zover daar nog niet op is beslist.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2021 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Leeuw, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 27 mei 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.