In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 april 2021 uitspraak gedaan over de verzoeken van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) met betrekking tot de minderjarige [voornaam minderjarige]. De GI verzocht om vervangende toestemming voor medische behandeling en een machtiging tot uithuisplaatsing in een ziekenhuis, omdat de bloedsuikerwaarden van [voornaam minderjarige] levensbedreigend waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende structuur aanbrengen in de behandeling van de diabetes van [voornaam minderjarige] en dat eerdere hulpverlening niet het gewenste effect heeft gehad. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing in het ziekenhuis verleend en de vervangende toestemming voor de medische behandeling goedgekeurd, omdat dit noodzakelijk was om ernstig gevaar voor de gezondheid van [voornaam minderjarige] af te wenden.
Daarnaast heeft de kinderrechter ook een verzoek van de GI om een machtiging voor gesloten jeugdhulp afgewezen. De gedragswetenschapper stemde niet in met deze plaatsing, en de kinderrechter oordeelde dat de noodzaak voor gesloten jeugdhulp onvoldoende onderbouwd was. De kinderrechter heeft wel een machtiging tot uithuisplaatsing bij Merem verleend voor de duur van zes weken, om de behandeling van de diabetes van [voornaam minderjarige] te waarborgen. De kinderrechter benadrukte het belang van samenwerking tussen de moeder, [voornaam minderjarige] en de hulpverleners, en dat zij zelf controle hebben over het verloop van de komende periode door afspraken na te komen.