ECLI:NL:RBROT:2021:5304

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
C/10/619062 / FA RK 21-4011
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake zorgmachtiging aansluitend op zelfbindingsverklaring onder Wvggz

Op 28 mei 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende een zorgmachtiging aansluitend op een zelfbindingsverklaring, zoals bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak werd behandeld naar aanleiding van een verzoekschrift van de officier van justitie, ingekomen op 26 mei 2021. Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond op dezelfde dag, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene, zijn advocaat, en enkele zorgverleners. De officier van justitie was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting op het verzoek nodig achtte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er op het moment van de beoordeling geen sprake was van ernstig nadeel, wat vereist is volgens artikel 4:1 lid 2 onder a jo. 5:17 lid 1 Wvggz. Hoewel er bezwaren van de betrokkene in het midden zijn gelaten, was het duidelijk dat de huidige zelfbindingsverklaring onvoldoende zekerheid bood en onrust veroorzaakte. Betrokkene en zijn behandelaren hebben afgesproken om in gesprek te gaan over een nieuwe zelfbindingsverklaring die concreter de zorgbehoeften beschrijft.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om zorgmachtiging afgewezen, met de mogelijkheid dat, indien het opstellen van een nieuwe zelfbindingsverklaring niet lukt, er alsnog een zorgmachtiging kan worden aangevraagd die overeenkomt met eerder afgegeven voorwaardelijke machtigingen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter J.J. Klomp en schriftelijk uitgewerkt op 4 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/619062 / FA RK 21-4011
Referentienummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 28 mei 2021 betreffende een zorgmachtiging aansluitend op een zelfbindingsverklaring als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende en thans verblijvende te [plaats] ,
advocaat mr. S.E.M. Hooijman te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 26 mei 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater] , psychiater, van 17 mei 2021;
  • het zorgplan van 1 april 2021;
  • een pleitnota van de advocaat van betrokkene;
  • de zelfbindingsverklaring van 9 september 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 28 mei 2021.
Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam echtgenote betrokkene] , echtgenote van betrokkene;
  • [naam verpleegkundig specialist in opleiding] , verpleegkundig specialist in opleiding, en
  • [naam ggz-agoog] , ggz-agoog, beiden verbonden aan Antes.
1.3.
De officier is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
In het midden gelaten of de formele bezwaren van betrokkene slagen, is tijdens de mondelinge behandeling duidelijk geworden dat er op dit moment geen sprake is van een ernstig nadeel. Gelet op artikel 4:1 lid 2 onder a jo. 5:17 lid 1 Wvggz dient er op het moment van de beoordeling van het verzoek zorgmachtiging aansluitend op een zelfbindingsverklaring sprake te zijn van ernstig nadeel en daar is momenteel geen sprake van.
2.2.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn betrokkene, de behandelaren en de echtgenote van betrokkene het erover eens dat de huidige zelfbindingsverklaring weinig zekerheid geeft en zorgt voor veel onrust. Betrokkene, de behandelaren en de echtgenote van betrokkene hebben daarom afgesproken (eventueel in het bijzijn van de advocaat) in gesprek te gaan over een zelfbindingsverklaring die concreter beschrijft in welke gevallen welke zorg voor welke duur moet worden verleend, er daarbij aan denkend dat een eventueel aansluitend verzoek tot een zorgmachtiging dezelfde zorg en duur vermeldt.
2.3.
Als het opstellen van een nieuwe zelfbindingsverklaring onverhoopt niet zal slagen, dan zal de behandelaar overwegen of er een zorgmachtiging aangevraagd gaat worden die inhoudelijk overeenkomt met de in het verleden vaker afgegeven voorwaardelijke machtigingen.
2.4.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek afgewezen.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 28 mei 2021 mondeling gegeven door mr. J.J. Klomp, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.P.H. van den Boomen, griffier, en op 4 juni 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.