Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het procesverloop
- de dagvaarding met producties van 11 mei 2021;
- de brief van Engie van 17 mei 2021, met producties ten behoeve van de mondelinge behandeling.
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
‘Hotel-Restaurant De Zeester’van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2019:2026, r.o. 5.7.1.) blijkt dat als een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging betrekking heeft op een uitspraak waartegen geen rechtsmiddel meer openstaat (zoals in dit geval) de rechterlijke beslissing in beginsel steeds ten uitvoer kan worden gelegd. De rechter kan de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen dan slechts beëindigen of schorsen, indien hij van oordeel is dat sprake is van misbruik van de executiebevoegdheid (artikel 3:13 BW). Daarvan kan volgens vaste rechtspraak sprake zijn als Engie, mede gelet op de belangen van [eiseres] die zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar bevoegdheid om tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal onder meer het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van de na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.