ECLI:NL:RBROT:2021:5353

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
C/10/616526 / JE RK 21-918
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van opvoedingsproblematiek en communicatie tussen ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 mei 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 9 april 2021 een verzoekschrift ingediend voor de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden, vanwege zorgen over de draagkracht van de moeder, haar psychische welzijn en verslavingsproblematiek. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de ouders, de stiefmoeder en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de moeder en de hechtingsrelatie tussen de moeder en [naam kind]. De ouders zijn niet in staat om constructief met elkaar te communiceren, wat de opvoedsituatie van [naam kind] verder bemoeilijkt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de ontwikkeling van [naam kind] te waarborgen en passende hulpverlening in te zetten. De kinderrechter heeft daarom besloten om [naam kind] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 26 mei 2021. Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven als griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/616526 / JE RK 21-918
datum uitspraak: 26 mei 2021

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2016 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 9 april 2021, ingekomen bij de griffie op 9 april 2021.
Op 26 mei 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- de stiefmoeder, [naam 1] (als informant),
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 2],
- een tweetal vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming
Rotterdam Rijnmond, hierna de GI, [naam 3] en [naam 4].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] woont bij de vader en de stiefmoeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn zorgen over de draagkracht van de moeder en daarnaast haar psychische welzijn en verslavingsproblematiek. Ten aanzien van de verslavingsproblematiek lijkt het op dit moment beter te gaan. Er blijven wel zorgen ten aanzien van de gehechtheidsrelatie tussen [naam kind] en de moeder. De ouders zitten niet op één lijn over wat zij in het belang van [naam kind] vinden. Zij uiten beiden zorgen over de opvoedsituatie bij de ander. De ontbrekende communicatie tussen de ouders maakt het moeilijk om hulpverlening in het vrijwillig kader in te zetten. Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk om hier verandering in te brengen en om duidelijkheid te krijgen over de vervolgstappen.

De standpunten

De GI heeft zich tijdens de mondelinge behandeling aangesloten bij het verzoek van de Raad en daar het volgende aan toegevoegd. Het is van belang dat het perspectief duidelijk wordt en dat er een goede omgangsregeling wordt gecreëerd. Daarnaast is het belangrijk dat er aandacht komt voor de onderlinge communicatie tussen de ouders en dat onderzocht wordt hoe dit het beste vorm kan worden gegeven waarbij het belang van [naam kind] voorop staat.
De vader en de stiefmoeder hebben tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het verzoek van de Raad. Er is één keer in de twee weken anderhalf uur omgang tussen [naam kind] en de moeder, zo betogen zij. Er worden signalen van hechtingsproblematiek gezien, maar onderzoek komt niet van de grond. [naam kind] heeft moeite met zijn emotieregulatie, vertoont grensoverschrijdend gedrag en wil graag weten waar hij aan toe is. Het is van belang dat er hulpverlening wordt ingezet.
Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling eveneens ingestemd met het verzoek van de Raad. De moeder is al maanden clean en staat hiervoor onder controle. De moeder maakt zich ernstig zorgen over de ontwikkeling van [naam kind] bij de vader. Met name omdat hij getuige is geweest van huiselijk geweld. De moeder wil graag weer zelf voor haar kinderen zorgen. Zij hoopt daarom dat binnen de ondertoezichtstelling de omgangsregeling wordt uitgebreid en dat de mogelijkheden voor een terugplaatsing bij de moeder worden onderzocht.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [naam kind] is opgegroeid in een onrustige en instabiele opvoedingsomgeving bij de moeder. De moeder kampt met psychische problemen en er is jarenlang sprake geweest van middelengebruik. De moeder heeft [naam kind] hierdoor niet altijd kunnen bieden wat hij nodig had. Het is positief dat de moeder zelf hulp heeft gevraagd en dat [naam kind] in oktober 2020 bij de vader is gaan wonen. De moeder heeft behandeling gehad voor haar problematiek en het lijkt op dit moment beter met haar te gaan. Desondanks zijn er zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder en de gehechtheidsrelatie tussen de moeder en [naam kind]. Bij [naam kind] is sprake van gedragsproblematiek en hij laat signalen van hechtingsproblematiek zien. Daarnaast zijn er zorgen over de onderlinge communicatie tussen de ouders. Het lukt de ouders niet om in het belang van [naam kind] op een constructieve wijze met elkaar te communiceren. De ouders wantrouwen elkaar en uiten zorgen over de veiligheid en opvoedingssituatie bij de andere ouder. De kinderrechter acht de ouders hierdoor onvoldoende in staat om onder eigen verantwoordelijkheid de ontwikkelingsbedreiging van [naam kind] weg te nemen. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer in het kader van een ondertoezichtstelling is noodzakelijk om in de komende periode zicht te houden op de ontwikkeling van [naam kind] en om passende hulpverlening in te zetten. Daarnaast is het van belang dat er zicht komt op de opvoedvaardigheden van de moeder en dat een uitbreiding van de omgangsregeling tussen [naam kind] en de moeder wordt onderzocht. Daarbij zal ook naar een uitbreiding van het contact tussen [naam kind] en zijn halfbroertje gekeken moeten worden.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom [naam kind] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 26 mei 2021 tot 26 mei 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2021 door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 juni 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.