ECLI:NL:RBROT:2021:5384

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
C/10/618860 / JE RK 21-1377
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot machtiging gesloten jeugdhulp voor meerderjarige met complexe problematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 juni 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot een verzoek om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een meerderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind], geboren op [geboortedatum kind], op dat moment achttien jaar oud was en verblijft in een gesloten groep bij Schakenbosch. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft het verzoek ingediend, omdat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van [naam kind] ernstig belemmeren. De kinderrechter heeft de noodzaak van de gesloten jeugdhulp beoordeeld aan de hand van de Jeugdwet en de omstandigheden van de zaak.

Tijdens de zitting op 27 mei 2021 is [naam kind] gehoord, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.A.A.H. van Leur. De moeder van [naam kind] heeft ook haar standpunt naar voren gebracht. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een spoedmachtiging was verleend op 21 mei 2021, maar dat de beslissing over het verdere verzoek was aangehouden. De GI heeft nu verzocht om een machtiging voor een periode van zes maanden, omdat er geen geschikte vervolgplek voor [naam kind] kon worden gevonden. De kinderrechter heeft de situatie van [naam kind] en de inspanningen van de GI om een passende plek te vinden in overweging genomen.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ernstige problemen van [naam kind] en zijn gedrag, waaronder agressie en drugsgebruik, een voortzetting van de gesloten jeugdhulp noodzakelijk maken. Ondanks de bezwaren van [naam kind] tegen de verlenging van de machtiging, heeft de kinderrechter geoordeeld dat het belang van [naam kind] en de bescherming van zijn welzijn voorop staan. De kinderrechter heeft daarom de machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van zes maanden, tot 25 november 2021, met inachtneming van de wettelijke vereisten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/618860 / JE RK 21-1377
datum uitspraak: 11 juni 2021

beschikking machtiging gesloten jeugdhulp 18+

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
namens het college van B&W van de gemeente Leidschendam-Voorburg,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 21 mei 2021,
- de verklaring d.d. 21 mei 2021 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en
verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder,
- de instemmende verklaring d.d. 21 mei 2021 van de gekwalificeerde
gedragswetenschapper.
Op 27 mei 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind] , bijgestaan door zijn advocaat mr. R.A.A.H. van Leur,
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 1] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan een begeleider van [naam kind] ,
[naam 2] .

De feiten

[naam kind] verblijft op een gesloten groep bij Schakenbosch.
Bij beschikking van 21 mei 2021 is een spoedmachtiging verleend om [naam kind] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vier weken, dus tot 18 juni 2021. De beslissing voor het overig verzochte is aangehouden.
[naam kind] is op [geboortedatum kind] 2021 achttien jaar geworden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft een machtiging verzocht om [naam kind] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden. De periode tot
25 november 2021 resteert.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De GI zet zich in samenwerking met de gemeente en Schakenbosch al langere tijd in om een passende vervolgplek voor [naam kind] te vinden. Aanvankelijk zou [naam kind] naar een open groep bij Schakenbosch gaan, maar vanwege de ernst van zijn problematiek kan hij daar niet meer terecht. Een plaatsing op een crisisplek is niet in het belang van [naam kind] . De GI heeft daarom met spoed een machtiging gesloten jeugdhulp verzocht. Om de veiligheid van [naam kind] te kunnen waarborgen, moet zijn plaatsing bij Schakenbosch worden voortgezet.
De afgelopen periode zijn er meerdere incidenten geweest waarbij [naam kind] zeer agressief gedrag heeft vertoond. Ook is hij meermaals weggelopen van de groep. [naam kind] is aangemeld bij verschillende jeugdhulpaanbieders, maar zij hebben hem afgewezen vanwege het drugsgebruik. Daarnaast valt [naam kind] buiten de boot omdat hij baat heeft bij een LVB-aanpak, terwijl hij gelet op zijn IQ niet thuishoort in een LVB-groep.
[naam kind] staat op een wachtlijst voor een behandeling bij Brijder. Het is van belang dat hij zich wil openstellen voor de verslavingszorg. [naam kind] is gebaat bij een plek waar hij de nodige rust krijgt en waar hij kan werken aan zijn zelfstandigheid, bij voorkeur in combinatie met specialistische ambulante hulpverlening.

De standpunten

[naam kind] heeft, deels bij monde van zijn advocaat, ter zitting het volgende naar voren gebracht. Hij kan instemmen met het spoedverzoek voor de duur van vier weken. [naam kind] hoopt in deze periode een vervolgplek te vinden. Indien er geen plek beschikbaar is, wil [naam kind] naar het Leger des Heils of een vergelijkbare organisatie. Hij wil niet langer bij Schakenbosch blijven. [naam kind] heeft zich een lange tijd goed gedragen. Het afgelopen jaar is hij slechts één keer weggelopen. Op zijn achttiende verjaardag heeft [naam kind] een ruit kapotgeslagen en een poging gedaan om weg te lopen, omdat niet duidelijk was of hij die dag naar buiten mocht gaan. Er wordt niet zonder meer voldaan aan de criteria van artikel 6.1.2, vierde lid, van de Jeugdwet. Bovendien kan een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende een meerderjarige slechts worden in heel uitzonderlijke gevallen. Nu de instemming van [naam kind] en een duidelijk plan voor de resterende vijf maanden ontbreken, wordt verzocht de beschikking van
21 mei 2021 in stand te laten en het overig verzochte af te wijzen.
De moeder heeft ter zitting ingestemd met het verzoek van de GI. Er moet een passende vervolgplek komen voor [naam kind] . Het is frustrerend dat er geen beschikbare plek te vinden is. [naam kind] was het tot voor kort eens met het verzoek van de GI. Vermoedelijk heeft hij zijn standpunt gewijzigd vanwege de incidenten die zich hebben voorgedaan op de groep. Volgens de psychiater van Schakenbosch kan [naam kind] zijn gedachten en zijn acties niet goed met elkaar koppelen. De moeder vreest dat [naam kind] op straat terecht komt als hij buiten het zicht van de hulpverlening raakt. [naam kind] wil niet thuis wonen. Een thuisplaatsing is bovendien niet aan de orde, omdat de moeder niet in staat is om de agressie van [naam kind] te stoppen. Schakenbosch wil een andere psychiater regelen voor [naam kind] . Ook wordt gedacht aan een nieuwe behandeling met medicatie. Het is van belang dat er binnen zes maanden een geschikte plek voor [naam kind] wordt gevonden.

De beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Een machtiging gesloten jeugdhulp voor een jeugdige die achttien jaar is, kan slechts worden
verleend indien:
sprake is van een behandeling die reeds is aangevangen voordat de leeftijd van achttien jaar is bereikt;
voor het bereiken van de leeftijd van achttien jaar een hulpverleningsplan is vastgesteld;
toegewerkt wordt naar een andere vorm van jeugdhulp dan gesloten jeugdhulp en dit ook blijkt uit het hulpverleningsplan, en
e gesloten jeugdhulp niet langer duur dan zes maanden na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar.
Naast voorgaande vereisten volgt uit artikel 6.1.2, zesde lid, Jeugdwet dat de gedragswetenschapper met het verzoek dient in te stemmen.
Door en namens [naam kind] is erkend dat aan de navolgende eisen is voldaan, althans is daar geen verweer tegen gevoerd.
Het verzoek strekt tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp van niet langer dan zes maanden.
Er is een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper die aan de wettelijke vereisten voldoet.
Voor het overige is tegen het verzoek verweer gevoerd door en namen [naam kind] .
De verweren ten aanzien van de vereisten
  • dat een behandeling die reeds is aangevangen voordat de leeftijd van 18 jaar bereikt is,
  • dat voor het bereik van de leeftijd van 18 jaar een hulpverleningsplan is vastgesteld en
  • dat toegewerkt wordt naar een andere vorm van jeugdhulp dan gesloten jeugdhulp en dat dit ook blijkt uit het hulpverleningsplan,
lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
De kinderrechter stelt voorop dat hij begrip heeft voor de frustratie en teleurstelling over de constatering dat in de afgelopen periode het niet is gelukt om de juiste behandeplek te vinden voor [naam kind] . Maar anders dan zijn advocaat en [naam kind] stellen, is dat volgens de kinderrechter niet louter te wijten aan een gebrek aan inzet en bereidwilligheid van het jeugdzorgsysteem. Zo dat overigens wel het geval zou zijn, is dat niet een op zichzelf dragende grond voor afwijzing van het verzoek.
Toegegeven zij dat het bij aanvang van het gesloten traject uitspreken van de verwachting dat een verlenging van de gesloten machtiging na zijn 18e jaar in het verschiet lag, geen blijk gaf van hoop. Maar tegen het licht van alles wat er in de tussentijd is geprobeerd te bereiken en voorgevallen is, rechtvaardigt die uitlating van de jeugdbeschermer niet de gedachte dat er bewust op een verlenging is aangestuurd of zodanig nalatig is gehandeld dat het verwijtbaar is. En ook hier geldt: zelfs als dat zo zou zijn, gaat het niet in deze om de vraag of de verzoeker een bepaald eigen belang zou hebben bij haar verzoek en dus het ‘recht op toewijzing’ van het verzoek daarom zou kunnen verspelen.
De maatstaf waartegen het verzoek moet worden beoordeeld is of het in het belang van [naam kind] is dat het verzoek wordt toegewezen of niet, voor zover aan de wettelijke vereisten is voldaan.
Het past hier op om een observatie te plaatsen over de problematiek van [naam kind] . Hoewel hij dat duidelijk anders ziet, is de kinderrechter van oordeel dat de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [naam kind] naar volwassenheid ernstig belemmeren, al geruime tijd zeer evident aanwezig zijn en in ernst en omvang amper zijn verminderd. In de laatst beschikbaar gekomen instemmingsverklaring is het als volgt verwoord:
Er is bij [naam kind] sprake van complexe ontwikkelingsproblematiek waarin de sociaal emotionele ontwikkeling niet goed op gang is gekomen. [naam kind] kan zich moeilijk staande houden in de maatschappij, die hij niet goed begrijpt, anders interpreteert en die hij niet zelf onder controle kan houden. Hij heeft een heel andere kijk op zijn eigen functioneren en ziet de geslotenheid en overige hulpverlening enkel als belemmering. Behandeling heeft tot nu toe verbetering kunnen bewerkstelligen en het is [naam kind] gelukt een opleiding af te ronden, maar drugsgebruik/verslaving blijft op de voorgrond staan en biedt verlichting voor [naam kind] . Gezien de complexiteit van de problematiek, het ontbreken van een netwerk en zijn hang naar drugs is het tot nu toe lastig voor [naam kind] met meer vrijheid te functioneren zonder risico op terugval in drugsgebruik.
Terugkijkend naar de overwegingen en beslissingen in de vorige beschikkingen, stelt de kinderrechter vast dat dit een persistent beeld is gebleken en weinig is veranderd sinds 17 juni 2020, het moment van de eerste machtiging gesloten jeugdhulp.
Hoewel de kinderrechter zich de verzuchtingen van zowel de moeder als van de advocaat van [naam kind] kan voorstellen, dat er toch een plek voor [naam kind] moet zijn waar hij de juiste behadeling kan krijgen, moet er met enige realiteitszin gekeken worden naar de complexiteit van zijn problematiek. Die complexiteit, zo begrijpt de kinderrechter en onderschrijft hij het standpunt van de advocaat van [naam kind] , mag weliswaar nimmer het excuus zijn voor het in het geheel uitblijven van een passende behandeling en het jeugdzorgstelsel moet meer van zichzelf verlangen. Maar door aan die complexiteit voorbij te gaan en daarom te stellen dat de vruchteloze zoektocht naar een passende behandelplek voor [naam kind] in de afgelopen periode een welhaast zeker falen in de komende zes maanden met zich brengt, wordt tekort gedaan aan de inzet van de betrokken GI en wordt al te zeer vooruitgelopen op wat er gaat komen.
Dat in de afgelopen maanden tevergeefs is getracht [naam kind] overgeplaatst te krijgen naar een open groep of instelling, ligt mede in omstandigheden die in [naam kind] zijn gelegen: zijn wegloopgedrag, zijn extreme drugsgebruik en zelfdestructieve gedachten. Het is niet de bedoeling van de kinderrechter om met die constatering [naam kind] zelf mede verantwoordelijk te maken voor de situatie waarin hij verkeert, maar wel om daarmee te wijzen op omstandigheden die kunnen veranderen en daarmee de situatie ten goede kunnen keren, waarmee perspectief op een goede behandelplek kan ontstaan.
Ook wijst de kinderrechter daarmee op de ernstige bedreigingen die hij nog steeds voor [naam kind] ziet. Hierover zegt [naam kind] enerzijds dat deze bedreigingen, die hij eerder zelf ook zag, nu sterk verminderd zijn omdat hij volwassen is geworden, maar anderzijds erkent hij hun aanwezigheid maar stelt dat zij voortvloeien uit zijn gesloten plaatsing.
Dat er sprake is van een sterke vermindering ziet de kinderrechter niet. Hij ontkent niet dat er in meer of mindere mate vooruitgang is geboekt, maar de GI, de gedragswetenschapper en de moeder beschrijven nog in ruimschoots voldoende mate de bestaande ernstige zorgen over het gedrag van [naam kind] . Typerend is dat oorzaak voor de escalatie in de week voor de mondelinge behandeling door [naam kind] geheel en al buiten zichzelf gelegd wordt. Ook tekenend is dat zijn oplossing voor de situatie die zou ontstaan bij het afwijzen van het verzoek – hij kan niet naar huis en heeft dus geen onderkomen – is dat hij een plek zal zoeken bij het Leger des Heils. Met de redenering dat zijn gedrag veroorzaakt wordt door de gesloten plaatsing, draait hij oorzaak en gevolg om. Zijn gedrag heeft aanleiding gegeven voor de gesloten plaatsing en is sindsdien niet wezenlijk veranderd.
In de verzoeken van de GI met betrekking tot [naam kind] en de daarbij gevoegde gezinsplannen is telkenmale beschreven waar naartoe wordt gewerkt. Dat de behandeling van [naam kind] tot op heden nog niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, doet daar niet aan af. Het meest recente verzoek en gezinsplan vormt daarop geen uitzondering en daarmee is naar het oordeel van de kinderrechter voldaan aan het wettelijk vereiste van een voor [naam kind] 18e jaar aangevangen behandeling, neergelegd in een hulpverleningsplan en gericht op een andere vorm van jeugdhulp dan gesloten jeugdhulp.
Meest heikele punt in deze zaak is echter de aperte weigering van [naam kind] om in te stemmen met een verlening van de gesloten plaatsing.
In de jurisprudentie tekenen zich twee opvattingen af.
Er is een duidelijke richting in een deel van de jurisprudentie, te weten dat ook onder de huidige Jeugdwet de jurisprudentie die is gevormd ten aanzien van artikel 29a Wet op de jeugdzorg (vervallen per 01-01-2015) nog onverkort en overeenkomstig van toepassing is. Eén van de vereisten voor toewijzing die in de jurisprudentie van voor 2015 naar voren kwam, is dat de jeugdige zich niet tegen het verzoek verzet.
Anderzijds is er in de jurisprudentie steun te vinden voor de gedachte dat de wetgever niet zonder reden geen aandacht heeft besteed aan de vraag of de instemming van de jeugdige noodzakelijk is voor het toewijzen van het verzoek tot een machtiging gesloten jeugdhulp, na diens achttiende verjaardag. Een instemmingsvereiste is dus ook niet gecodificeerd in artikel 6.1.2, vierde lid, Jeugdwet. Om die reden lijkt de vraag of de jeugdige al dan niet instemt bij een 18+ machtiging op zichzelf geen vereiste. In voorkomende gevallen ziet de kinderrechter dan wel – en terecht – dat er gesproken wordt over bijzondere en zwaarwegende omstandigheden die maken dat er sprake kan zijn van een maatregel die leidt tot vrijheidsbeneming, wat in beginsel strijdig is met artikel 5 EVRM.
De kinderrechter overweegt echter ook dat voorstelbare casuïstiek die leidt tot de noodzaak voor gesloten jeugdhulp zich in de kern moeizaam verhoudt tot de gedachte dat de – dan niet meer – minderjarige zelf doordrongen is van die noodzaak én daarmee instemt. En de wetgever heeft kennelijk beoogd de mogelijkheid van gesloten jeugdhulp nadrukkelijk te laten bestaan.
Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat de al veel langer spelende ontwikkelingen in de rechtspsychologie met betrekking tot het vaststellen van het moment van tot volle wasdom gekomen zijn van het adolescnente brein, met zich brengt – net als bijvoorbeeld in het strafrecht – dat de grens van 18 jaar niet zo scherp getrokken moet worden. De persoon van de betrokkene moet daarin een grote rol spelen.
En dat laatste trekt de kinderrechter in deze zaak over de streep. Hoe zeer de kinderrechter ook invoelt met alle gevoelens zoals frustratie, teleurstelling, wanhoop en boosheid, de hamvraag is wat er gebeurt in het ene geval en wat er gebeurt in het andere geval.
En in dit geval leidt het afwijzen van het verzoek tot vrijwel onmiddellijke teloorgang van [naam kind] , voor wie geen enkel acceptabel perspectief beschikbaar is. Zijn problematiek en bekende copingsmechanismen (vluchten, drugs, zelfbeschadiging en suïcidaliteit) voorspellen welhaast onontkoombare gevolgen die heel ernstig zijn. Gelet hierop moet het belang van [naam kind] en het beperken van deze ernstige bedreigingen boven zijn mening gesteld worden.
Hoezeer de kinderrechter ook zou willen dat hij deze verstrekkende beslissing in tijd zoveel mogelijk zou kunnen beperken, wijzen de overweging hiervoor er al op dat dat schier ondoenlijk is. De kinderrechter zal de machtiging gesloten jeugdhulp daarom verlenen voor de gevraagde periode tot uiterlijk zes maanden na de 18e verjaardag van [naam kind] .

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 11 juni 2021 tot
25 november 2021 betreffende [naam kind] .
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. van der Knaap als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.