ECLI:NL:RBROT:2021:543
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geschil over de uitleg van een schikkingsovereenkomst tussen ex-huwelijkspartners met betrekking tot de gezamenlijke woning en de vergoeding voor overwaarde
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen ex-huwelijkspartners over de uitleg van een ter zitting bereikte schikkingsovereenkomst met betrekking tot hun gezamenlijke woning. De partijen, een man en een vrouw, zijn in 2012 gehuwd en hebben twee minderjarige kinderen. Na de echtscheiding in 2018 zijn zij gezamenlijk eigenaar gebleven van de woning, die met een hypothecaire lening is gefinancierd. Tijdens een mondelinge behandeling in 2019 hebben zij een schikking bereikt, waarin afspraken zijn gemaakt over de financiering van de woning en de verdeling van eventuele overwaarde.
De man vordert dat de rechtbank verklaart dat hij de woning tegen een bedrag van € 125.000,-- kan overnemen, zonder dat hij een vergoeding voor eventuele overwaarde aan de vrouw hoeft te betalen. De vrouw daarentegen stelt dat de afspraken in de schikkingsovereenkomst impliceren dat de overwaarde wel degelijk verdeeld moet worden. De rechtbank moet nu de schikkingsovereenkomst uitleggen en bepalen welke betekenis partijen aan de afspraken mochten toekennen.
De rechtbank oordeelt dat de man, bij het overnemen van het aandeel van de vrouw in de woning, geen vergoeding voor eventuele overwaarde hoeft te betalen. De afspraken in de schikkingsovereenkomst zijn alomvattend en er zijn geen aanwijzingen dat de man een vergoeding zou moeten betalen. De vrouw wordt verplicht om haar medewerking te verlenen aan de levering van haar aandeel in de woning aan de man, onder de voorwaarde dat zij wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.