Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 30 oktober 2019;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen, ingekomen op 24 maart 2020;
- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek met bijlagen;
- de brief van de zijde van de vrouw van 14 mei 2020;
- de brief met bijlagen van de zijde van de vrouw van 25 februari 2021;
- het aanvullend verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van de man van 2 maart 2021;
- de brief met bijlagen van de zijde van de vrouw van 9 maart 2021.
- de vrouw met haar advocaat;
- de man met zijn advocaat;
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] .
2..De beoordeling
De rechtbank laat in het midden wie van de partijen moet worden gevolgd ter zake het netto besteedbaar inkomen van de man tijdens het huwelijk en bepaalt de behoefte ook niet met in achtneming van dat netto besteedbaar inkomen. De vrouw stelt namelijk dat in ieder geval het huidige netto besteedbaar inkomen van de man hoger is dan wat partijen gezamenlijk netto te besteden hadden tijdens het huwelijk. Gelet op wat hiervoor is overwogen onder 2.8.7. onderbouwt de man zijn huidige netto besteedbaar inkomen onvoldoende.
- over een achterstand in het betalen van huur voor de echtelijke woning,
- over het betalen van kosten voor herstel van de echtelijke woning,
- over het meewerken van de vrouw aan de verkoop van bepaalde goederen.