6.3.De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat afgesproken is dat de inlaat zou worden vergrendeld op de capaciteit van 420 m3/h.
Verweerder heeft in dit kader een rapportage van [naam bedrijf 2] ([naam bedrijf 2]) van 13 november 2018 overgelegd. De [naam bedrijf 2] heeft op die datum de inlaatcapaciteit van de “Inlaat Nessepolder” gemeten.
De meting is uitgevoerd met de klepstand volledig open tot aan de aanslag. De berekening diepte x representatieve breedte x stroomsnelheid levert een debiet op van 0,106 m3/s oftewel 6,36 m3/min. Daarnaast wordt aangegeven dat de capaciteitsmeting heeft plaatsgevonden ter hoogte van de duiker onder de Nesseweg, omdat op die plaats het meest nauwkeurig gemeten kan worden. De vorm van de Vliet heeft ter hoogte van de duiker namelijk een vaste afmeting en een gelijke diepte over de totale breedte. Er ligt daar ter plaatse een inlaat vanaf de Vliet richting een particuliere hoogwatervoorziening. De praktijk is dat er een kleine overstortstraal over de stuwen van de hoogwatervoorziening gaat. De gemeten hoeveelheid water die door de duiker gaat is 0,106 m3/s, 6,36 m3/min. Het extra debiet) dat over de stuw kan gaan als de inlaat volledig gesloten wordt (de overstortstraal) is om te rekenen naar een debiet van 10 m3/h. Het totale debiet wordt dus maximaal 391,6 m3/h (6,36 x 60 + 10) waarmee onder de afgesproken waarde van 420 m3/h wordt gebleven zodat de vergrendeling van de inlaat derhalve voldoet aan de beloofde maximale capaciteit van de oude inlaat (420 m3/h). Een grotere inlaatcapaciteit is daarnaast overigens niet eens mogelijk, omdat de inlaat met bouten is vergrendeld.
De rechtbank overweegt dat eiser het voornoemde deskundige rapport van [naam bedrijf 2] niet met een tegenrapport weersproken heeft. Eiser gaat er echter vanuit dat indien de vergrendeling voldoet aan de afgesproken 420 m3/h, dit dan met zich moet brengen dat het waterpeil 1 cm onder de stuw zou moeten staan. Omdat zijn metingen uitwijzen dat het peil 10 cm boven de stuw staat, zou dit dus betekenen dat er veel te veel water wordt ingelaten.
Het standpunt van eiser kan naar het oordeel van de rechtbank evenwel geen doel treffen.
Na een meting op verzoek van de bezwaarschriftencommissie is immers vastgesteld dat de peilschaal op juiste hoogte staat maar dat de vaste stuw, die op een afstand van circa 800 meter in de Vliet vanaf de inlaatconstructie bij de Rotte is gelegen, 11 cm lager ligt dan de aanleghoogte in de jaren negentig van de vorige eeuw. In die zin klopt de constatering van eiser dat het water circa 10 cm over deze stuw stroomt, maar dit is niet een gevolg van het feit dat er teveel water wordt ingelaten. Ook wordt hiermee niet gemaskeerd dat er te veel water wordt ingelaten.
In die zin is nog relevant dat verweerder in het bestreden besluit heeft aangegeven dat de peilscheiding langs de Vlietkade in de nabije toekomst wordt verhoogd en dat de stuw na realisering daarvan ook met enkele centimeters zal worden opgehoogd. Dat verweerder daardoor een hoger peil kan voeren heeft niet tot gevolg dat daardoor het vastgestelde waterpeil van -3,33 m NAP wordt verhoogd. Door de verhoging kan een waterpeil worden gevoerd dat nog dichter aansluit op het vastgestelde peil voor de Vliet. Anders dan eiser stelt is het waterpeil immers eerder structureel te laag dan te hoog.
Dat de metingen van [naam bedrijf 2] volgens eiser niet kloppen omdat er op een punt is gemeten waar het water via een aftakking uit de Vliet stroomt, doet aan het voorgaande niet af. In het rapport is met deze overstortstraal rekening gehouden. De in dit kader door eiser uitgevoerde berekening wordt niet door de rechtbank gevolgd, reeds omdat eisers er daarbij ten onrechte van uit gaat dat de stuw nog op de aanleghoogte ligt. Hetgeen eiser voor het overige in dit verband heeft aangevoerd leidt naar het oordeel van de rechtbank evenmin tot de conclusie dat verweerder ten onrechte van handhaving heeft afgezien.
7. Omdat er gelet op het vorenstaande geen sprake is van een overtreding, is verweerder niet bevoegd om handhavend op te treden. Verweerder heeft het handhavingsverzoek dan ook terecht afgewezen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.