ECLI:NL:RBROT:2021:5554

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
C/10/617422 / JE RK 21-1093
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de jeugdzorg

Op 8 juni 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er zorgen waren over de opvoedsituatie van de kinderen. De moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, vertoonde hulpverleningsmoeheid en stond niet open voor de noodzakelijke specialistische hulp. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd door een instabiele en onveilige opvoedsituatie, waarbij ook signalen van huiselijk geweld zijn geconstateerd. De moeder heeft eerder hulp ontvangen, maar deze werd niet consistent geaccepteerd.

Tijdens de zitting is de Raad vertegenwoordigd door een medewerker, en ook een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond was aanwezig. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad en de GI gehoord en geconcludeerd dat de moeder niet in staat is om zelfstandig de bedreigde ontwikkeling van de kinderen af te wenden. Daarom is besloten om de kinderen onder toezicht te stellen van de GI, met ingang van 8 juni 2021 tot 8 december 2021. De kinderrechter heeft de duur van de ondertoezichtstelling beperkt tot zes maanden, met de mogelijkheid om de zaak opnieuw te beoordelen op een later tijdstip. De Raad is verzocht om de kinderrechter te informeren over de stand van zaken in de komende periode.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 17 juni 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/617422 / JE RK 21-1093
datum uitspraak: 8 juni 2021

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende
[naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2012 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2019 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] .

De kinderrechter merkt als informanten aan:

[naam biologische vader 1] , hierna te noemen de biologische vader van [voornaam minderjarige 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

de heer [naam biologische vader 2] , hierna te noemen de biologische vader van [voornaam minderjarige 2] ,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van 23 april 2021, ingekomen bij de griffie op 23 april 2021.
Op 8 juni 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- een vertegenwoordiger van de Raad, te weten dhr. [naam vertegenwoordiger] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna de GI, te weten mw. [naam vertegenwoordigster] .
De biologische vader van [voornaam minderjarige 2] is ook verschenen, maar is buiten de zittingszaal gebleven om op [voornaam minderjarige 2] te passen.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de biologische vader van [voornaam minderjarige 1] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de moeder.

Het verzoek en het standpunt van de Raad

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
Ondanks de lange hulpverleningsgeschiedenis is de opvoedsituatie onvoldoende verbeterd.
Er zijn signalen van onveilige hechting bij [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Ook zijn er zorgen over het huiselijk geweld dat heeft plaatsgevonden. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] worden onvoldoende gestimuleerd in hun ontwikkeling.
De moeder is hulpverleningsmoe. Zij staat niet open voor de specialistische hulpverlening die nodig is. De moeder staat wisselend open voor de hulpverlening die tot op heden is geboden vanuit het Leger des Heils en houdt de medewerkers van het Leger des Heils vaak buiten de deur.
Het is van belang om hulpverlening in te zetten en dat binnen vier maanden een verbetering zichtbaar wordt, anders zal een uithuisplaatsing moeten worden overwogen. Hopelijk zal de moeder weer vertrouwen krijgen in de hulpverlening nu zij in het verleden heeft laten zien dat zij het kan.

Het standpunt van de GI en de belanghebbende

De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund en het volgende meegedeeld.
Er zijn zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder en de relationele problemen tussen de ouders. De moeder is niet bereid te veranderen. Het is niet gelukt om contact met haar te krijgen en om een intelligentieonderzoek bij haar af te nemen.
De moeder heeft zich ter zitting verzet tegen een ondertoezichtstelling. Zij heeft verklaard dat zij geen zorgen heeft over haar kinderen. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] doen het goed, worden goed verzorgd en komen niets te kort. Sinds de vader van [voornaam minderjarige 2] niet meer thuis woont, gaat het goed tussen hem en de moeder. Het klopt dat de moeder enige tijd geen contact heeft gehad met de hulpverlening. Zij was hiertoe op dat moment niet in staat, onder meer doordat zij een dagbesteding had. Ook had de moeder het gevoel dat zij met haar vragen niet door het Leger des Heils werd geholpen. Momenteel heeft de moeder weer twee keer per week contact met het Leger des Heils. Zij vindt het kwalijk dat gedreigd wordt met een uithuisplaatsing van de kinderen om in contact met haar te komen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Zij groeien op in een instabiele en onveilige opvoedsituatie. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zijn het afgelopen jaar tenminste tweemaal blootgesteld aan huiselijk geweld tussen de moeder en de (stief)vader. Daarnaast zijn er zorgen over de pedagogische vaardigheden van de moeder. De moeder heeft al jaren ondersteuning op diverse leefgebieden. [voornaam minderjarige 1] heeft eerder onder toezicht gestaan, welk toezicht in 2016 is beëindigd. De thans in het vrijwillig kader geboden hulpverlening wordt door de moeder wisselend ontvangen en komt onvoldoende van de grond. De moeder heeft moeite om zich door de gezinsondersteuning van het Leger des Heils te laten aansturen. Doordat zij de hulpverlening vaak buiten de deur houdt, is er onvoldoende zicht op de wijze waarop zij op dit moment de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] vormgeeft.
De moeder heeft moeite om de zorgen te (h)erkennen en lijkt daarom niet intrinsiek gemotiveerd om de opvoedomgeving te verbeteren. Zij geeft aan hulpverleningsmoe te zijn en accepteert de noodzakelijke specialistische zorg niet meer.
Nu de moeder niet in staat is om zelfstandig de bedreigde ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] af te wenden en zij de noodzakelijke hulpverlening onvoldoende accepteert, is opnieuw hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk. Het is in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] dat er zicht komt op hun ontwikkeling en de opvoedsituatie en dat de moeder meewerkt aan de noodzakelijke hulpverlening.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht stellen. Wel ziet de kinderrechter aanleiding om de duur van de ondertoezichtstelling te beperken tot zes maanden en het verzoek voor het overig verzochte aan te houden tot de hierna vermelde zittingsdatum om een vinger aan de pols te houden.
De Raad wordt verzocht om de kinderrechter (met afschrift aan de GI en de belanghebbende) in een briefrapportage te informeren over de stand van zaken in de afgelopen periode en gemotiveerd aan te geven of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam met ingang van 8 juni 2021 tot
8 december 2021;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling voor het overig verzochte aan;

En alvorens verder te beslissen:

Bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI en de belanghebbende in deze zaak zal plaatsvinden op
26 november 2021 te 10:45 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125.
De zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. L. Amperse, kinderrechter.
Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI en de belanghebbende.
Verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift aan de GI en de belanghebbende.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2021 door mr. L. Amperse, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 juni 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.