ECLI:NL:RBROT:2021:5636

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
9202385 VV EXPL 21-214
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een woning na opzegging huurovereenkomst

In deze zaak heeft de stichting Havensteder, eiseres, een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die niet in de procedure is verschenen. De vordering betreft de ontruiming van een woning die door de gedaagde werd gehuurd. De huurovereenkomst was opgezegd door de gedaagde per 3 maart 2021, maar de gedaagde heeft de woning niet verlaten. Havensteder vordert dat de gedaagde met onmiddellijke ingang de woning ontruimt en verzoekt om een voorlopige voorziening, aangezien er een groot tekort aan sociale huurwoningen is en de woning zo snel mogelijk aan een woningzoekende toegewezen moet worden.

De mondelinge behandeling vond plaats op 4 juni 2021, waarbij de gedaagde niet aanwezig was. De kantonrechter heeft verstek verleend en vastgesteld dat Havensteder een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming. De kantonrechter oordeelt dat de vordering niet ongegrond of onrechtmatig is en wijst deze toe, met de bepaling dat de ontruiming binnen drie dagen na de uitspraak moet plaatsvinden. De gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op een totaal van € 730,01.

De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de ontruiming kan plaatsvinden zonder dat er op een eventuele hoger beroep gewacht hoeft te worden. Dit vonnis is uitgesproken door mr. B.J.R. van Tongeren op 7 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9202385 VV EXPL 21-214
uitspraak: 7 juni 2021
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de stichting
Stichting Havensteder,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.F. Dik te Rotterdam,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die niet in de procedure is verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Havensteder’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• de dagvaarding van 27 mei 2021, met producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 juni 2021. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Aan de zijde van de eisende partij is de gemachtigde verschenen. [gedaagde] is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2..De vordering

2.1
Havensteder vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening, [gedaagde] wordt veroordeeld om met onmiddellijke ingang, althans op een door de voorzieningenrechter te bepalen datum, de woning gelegen te [adres] te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van Havensteder zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Havensteder te stellen, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2
Aan haar vorderingen legt Havensteder - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag.
[gedaagde] huurde sinds 19 mei 2016 van Havensteder de woning gelegen aan de [adres] (hierna: ‘de woning’). Op 3 februari 2021 heeft [gedaagde] de huurovereenkomst opgezegd per 3 maart 2021 vanwege een verhuizing naar een andere woning van Havensteder. [gedaagde] was niet aanwezig bij de eindinspectie en heeft niet gereageerd op de correspondentie van Havensteder. Door de woning niet op te leveren aan Havensteder na het eindigen van de huurovereenkomst houdt [gedaagde] de woning zonder recht of titel onder zich. Als eigenaar van de woning is Havensteder op grond van artikel 5:2 BW bevoegd te woning van iedereen die haar zonder recht of titel onder zich houdt, op te eisen. Aangezien [gedaagde] de woning niet vrijwillig heeft verlaten, ziet Havensteder zich genoodzaakt de ontruiming van de in haar eigendom zijnde woning te vorderen.
2.3
Havensteder heeft een spoedeisend belang bij ontruiming van het gehuurde. Zij kan de uitkomst van een bodemprocedure niet afwachten, omdat er een groot tekort aan sociale huurwoningen bestaat en de woning daarom zo spoedig mogelijk toegewezen dient te worden aan een woningzoekende.

3..De beoordeling

3.1
[gedaagde] is op 4 juni 2021 niet op de mondelinge behandeling verschenen. Uit de dagvaarding is gebleken dat zij correct voor de zitting is opgeroepen. Tegen [gedaagde] is daarom verstek verleend.
3.2
Voldoende is gebleken dat Havensteder een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorzieningen, zodat zij ontvankelijk is in haar vordering. De vordering komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn op 3 dagen na de uitspraak van dit vonnis wordt bepaald.
3.3
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

4..De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
treft de volgende voorlopige voorzieningen:
veroordeelt [gedaagde] om binnen 3 dagen na de uitspraak van dit vonnis de woning gelegen te [adres] te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van Havensteder zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Havensteder te stellen;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Havensteder vastgesteld op € 126,- aan griffierecht, € 106,01 aan dagvaardingskosten en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416