ECLI:NL:RBROT:2021:5637

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juni 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
9228779 VV EXPL 21-233
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over huurachterstand en ontruiming van een woning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 juni 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en gedaagde, waarbij gedaagde niet in de procedure is verschenen. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. drs. C. Sneevliet, vorderde ontruiming van de woning die gedaagde huurt, vanwege een huurachterstand van € 4.990,-. Eiseres stelde dat zij een spoedeisend belang had bij de vordering, omdat zij als particuliere verhuurder in financiële problemen kon komen door de huurachterstand. De mondelinge behandeling vond plaats op 11 juni 2021, waarbij eiseres ter zitting aanwezig was, maar gedaagde niet. De kantonrechter verleende verstek aan gedaagde, omdat deze correct was opgeroepen voor de zitting.

De kantonrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was van de huurachterstand en dat eiseres een spoedeisend belang had bij de gevorderde voorzieningen. De vordering werd toegewezen, met de bepaling dat gedaagde de woning binnen 14 dagen na de uitspraak moest ontruimen. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat eiseres direct uitvoering kon geven aan de uitspraak, ook al zou gedaagde in hoger beroep gaan. Het vonnis bevatte ook bepalingen over de wettelijke rente en nakosten, die gedaagde verschuldigd was aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9228779 VV EXPL 21-233
uitspraak: 14 juni 2021
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mr. drs. C. Sneevliet,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die niet in de procedure is verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• de dagvaarding van 28 mei 2021, met producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 juni 2021. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Aan de zijde van de eisende partij is [eiseres] ter zitting verschenen, bijgestaan door [naam], kantoorgenoot van de gemachtigde. [gedaagde] is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2..De vordering

2.1
[eiseres] vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening, [gedaagde] wordt veroordeeld:
om het gehuurde aan de [adres] met al de hunnen en het hunne (eventuele onderhuurders daaronder begrepen, voor zover zij niet huurder van de zelfstandige woonruimte zijn), primair binnen 7 dagen na de uitspraak van dit vonnis en subsidiair binnen in een goede justitie te bepalen termijn te ontruimen en te verlaten en door afgifte van sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen;
tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 4.990,-;
om aan [eiseres] onder voorbehoud van huurverhoging te betalen € 709,- voor iedere maand na mei 2021 dat [gedaagde] met de ontruiming van het gehuurde in gebreke blijft, een ingegane maand te rekenen voor een gehele;
tot betaling van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over een bedrag van € 4.990,-, tot 18 mei 2021 berekend op € 4,72;
tot betaling van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over een bedrag van € 4.990,- vanaf 18 mei 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
in de nakosten;
tot betaling van de kosten van de dagvaarding.
2.2
Aan haar vorderingen legt [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag.
[gedaagde] huurt van [eiseres] de woning gelegen aan de [adres] (hierna: ‘de woning’). Uit hoofde van de huurovereenkomst is [gedaagde] bij vooruitbetaling een bedrag van thans € 709,- per maand aan huur verschuldigd. Zij is haar betalingsverplichting echter niet volledig nagekomen, waardoor, berekend tot en met de maand mei 2021, een huurachterstand is ontstaan van € 4.990,-. [eiseres] wil de woning daarom ontruimen.
[eiseres] heeft een spoedeisend belang bij haar vorderingen. Zij kan de uitkomst van een bodemprocedure niet afwachten, omdat zij als particuliere verhuurder in de financiële problemen kan komen als de huurachterstand verder oploopt. Ook is zij voor onderhoud aan de woning afhankelijk van de huurinkomsten.

3..De beoordeling

3.1
[gedaagde] is op 11 juni 2021 niet op de mondelinge behandeling verschenen. Uit de dagvaarding is gebleken dat zij correct voor de zitting is opgeroepen. Tegen [gedaagde] is daarom verstek verleend.
3.2
Voldoende is gebleken dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorzieningen, zodat zij ontvankelijk is in haar vordering. De vordering komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn op 14 dagen na de uitspraak van dit vonnis wordt bepaald. Wel zal de vordering, gelet op de aangevoerde en aannemelijk geachte spoedeisendheid, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, zoals ook is verzocht.
3.3
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
3.4
De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

4..De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
treft de volgende voorlopige voorzieningen:
veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na de uitspraak van dit vonnis de woning gelegen te [adres] te ontruimen en te verlaten met al de hunnen en het hunne (eventuele onderhuurders daaronder begrepen, voor zover zij niet huurder van de zelfstandige woonruimte zijn) en door afgifte van sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen;
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 4.994,72, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over € 4.990,- vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 709,- aan huur per maand, met ingang van de maand juni 2021 tot aan het tijdstip van de ontruiming, een ingegane maand te rekenen voor een gehele;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 240,- aan griffierecht, € 106,01 aan dagvaardingskosten en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
en indien [gedaagde] niet binnen 14 dagen na vandaag vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met € 124,- aan salaris, en de kosten van betekening onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416