ECLI:NL:RBROT:2021:5670

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
C/10/604843 / HA ZA 20-924
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de uitvoering van een overeenkomst inzake commodity swaps tussen De Wit Bunkering N.V. en Licorne Fuel B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen De Wit Bunkering N.V. en Licorne Fuel B.V. over de uitvoering van een overeenkomst met betrekking tot commodity swaps. De Wit, een Belgisch bunkerbedrijf, heeft Licorne, een Nederlands bedrijf, opdracht gegeven om op de beurs te handelen in diesel EN590. De procedure begon met een dagvaarding op 17 september 2019, gevolgd door verschillende processtukken en een mondelinge behandeling op 30 maart 2021. De kern van het geschil draait om de vraag of De Wit Licorne heeft opgedragen om diesel te kopen of te verkopen op de beurs, en de gevolgen van deze transacties. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een raamovereenkomst bestaat tussen partijen, maar dat er onduidelijkheid is over de specifieke afspraken die zijn gemaakt tijdens telefonische en e-mailcommunicatie op 22, 24, 28 en 29 april 2020. De rechtbank heeft beide partijen opgedragen bewijs te leveren van hun stellingen over de inhoud van de overeenkomst. De uitspraak is gedaan op 16 juni 2021, waarbij de rechtbank de verdere procedure aanhield voor het horen van getuigen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/604843 / HA ZA 20-924
Vonnis van 16 juni 2021
in de zaak van
de vennootschap naar Belgisch recht
DE WIT BUNKERING N.V.,
gevestigd te Antwerpen, België,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. D.D. Zorab-Castelijns te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LICORNE FUEL B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. P.N. Malanczuk te Rotterdam.
Partijen zullen hierna De Wit en Licorne genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 september 2019, met producties 1 tot en met 24,
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met producties L1 tot en met L5,
  • de brieven van de rechtbank aan partijen van 3 december 2020, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling,
  • de zittingsagenda van 2 maart 2021
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 25 tot en met 32,
  • de mondelinge behandeling van 30 maart 2021,
  • de spreekaantekeningen van De Wit,
  • de spreekaantekeningen van Licorne.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
De Wit is een bunkerbedrijf voor binnenvaart en industrie. Zij verkoopt
en levert (onder andere) diesel aan haar klanten, en koopt daartoe diesel in, onder meer bij oliemaatschappij Total S.A. (hierna: Total) uit hoofde van een overeenkomst met een maandelijkse minimumafnameverplichting en (incidenteel) bij Licorne.
2.2.
Licorne handelt in olieproducten, waaronder diesel EN590. Naast de fysieke handel in olie assisteert Licorne haar klanten (zoals De Wit) met het beheren van de prijsrisico’s verbonden aan de prijsvolatiliteit van de producten waarin zij handelen. In opdracht van haar klanten koopt danwel verkoopt Licorne daartoe op de beurs olie, zonder fysieke levering daarvan, en verkoopt respectievelijk koopt zij die olie later terug. Deze ‘papieren transacties’ worden ook aangeduid als
commodity swapsen komen er op neer dat er een prijs wordt geruild.
2.3.
Tussen De Wit en Licorne bestaat een overeenkomst “Raamovereenkomst trading gasolie” (hierna: de raamovereenkomst). Op grond van deze raamovereenkomt legt De Wit, ter indekking van de vaste verkoopprijzen die zij via zogeheten termijndeals met haar afnemers afspreekt, haar inkoopprijzen vast door middel van termijndeals via Licorne. Dit zijn papieren transacties (zie 2.2). Op grond van de raamovereenkomst moet De Wit verder
margin callsvoorfinancieren. Deze
margin callsontstaan als de afgesproken vaste prijzen hoger worden dan de gemiddelde dagprijzen op de beurs.
2.4.
Op 21 en 22 april 2020 hebben partijen via e-mail en telefonisch contact gehad over een fysieke bestelling (nominatie) van diesel EN590 door De Wit bij Licorne. Dit heeft ertoe geleid dat De Wit op 22 april 2020 1.700 m³ (1425mt) diesel EN590 heeft besteld bij Licorne voor levering op 28 april 2020.
2.5.
Op 22, 24, 28 en 29 april 2020 hebben [persoon A] van De Wit en [persoon B] van Licorne telefonisch contact gehad over door Licorne voor De Wit te verrichten papieren transacties zoals bedoeld onder 2.2.
2.6.
In vervolg op deze contacten heeft Licorne op de beurs in totaal 3.040 m³ diesel EN590 op papier verkocht voor de dagprijs en een gelijke hoeveelheid teruggekocht tegen de (nader te bepalen) gemiddelde maandprijs over mei 2020 (vgl. 2.2). Dit betroffen geen termijntransacties onder de raamovereenkomst (zie 2.3).
2.7.
Een e-mail van [persoon B] aan [persoon A] van 22 april 2020 om 13:36 uur luidt voor zover hier van belang:
“ (…) wij verkopen de Wit nu 2200 cbm 10ppm bo rood op 158,00 euro/cbm welke wordt terug geprijst (gekocht) op het maand gemiddelde mei.
As maandag komen we met de [persoon C] 1450 mt 10ppm Bo rood leveren in Antwerpen, dit tegen de openstaande termijn loten van mei en Juni. De vracht hiervoor is 3,50 euro/cbm (…)”.
2.8.
Een e-mail van [persoon B] aan [persoon A] van 24 april 2020 om 8:21 uur luidt voor zover hier van belang:
“(…) 3 loten 10ppm verkocht op 159,00 euro welke terug gekocht worden tegen maand gemiddelde diesel prijs mei (…)”.
2.9.
Een e-mail van [persoon B] aan [persoon A] van 28 april 2020 om 10:53 uur luidt voor zover hier van belang:
“(…) wij verkopen 2 loten (240 cbm) nu op 137,00 euro, welke zullen worden terug gekocht tegen maand gemiddelde diesel prijs maand mei (…)”.
2.10.
Een e-mail van [persoon B] aan [persoon A] van 29 april 2020 om 13:42 uur luidt voor zover hier van belang:
“(…) wij verkopen 2 loten (240 cbm) nu op 138,00 euro, welke zullen worden terug gekocht tegen maand gemiddelde diesel prijs maand mei (…)”.
2.11.
De gemiddelde prijs over de maand mei 2020 was € 197,61/m³.
2.12.
Licorne heeft bij factuur van 23 juni 2020 een bedrag van € 129.894,40 aan De Wit in rekening gebracht. De bijlage bij deze factuur luidt voor zover hier van belang:
“(…)
(…)”.
2.13.
De Wit heeft bij Licorne geprotesteerd tegen deze factuur en heeft vervolgens bij factuur 31 juli 2020 op haar beurt een bedrag van € 129.894,40 aan Licorne in rekening gebracht.
2.14.
Op 3 september 2020 heeft De Wit conservatoir derdenbeslag doen leggen ten laste van Licorne onder Deutsche Bank.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
De Wit vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I) Licorne te veroordelen tot betaling aan De Wit van € 129.894,40, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 2 augustus 2020 althans vanaf 4 september 2020 tot de dag der algehele voldoening,
II) Licorne te veroordelen tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van € 2.073,94, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW over dit bedrag vanaf 14 dagen na datum van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
III) Licorne te veroordelen tot betaling aan De Wit van de proceskosten, met inbegrip van de nakosten ad € 131,00 en in geval van betekening van het vonnis ad € 199,00, alsmede in de kosten van de gelegde conservatoire beslagen inclusief de deurwaarderskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze bedragen vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
Licorne voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van De Wit, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen, althans vanaf een door de rechtbank redelijk geachte termijn, na de datum van het vonnis, indien en voor zover De Wit deze kosten niet voordien heeft voldaan, en met de nakosten ten bedrage van respectievelijk € 157,00 zonder betekening en € 239,00 met betekening, laatstbedoeld bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente indien en voor zover De Wit dit niet binnen (de wettelijke vereiste termijn van) twee dagen, althans binnen een door de rechtbank redelijk geachte termijn na betekening van het vonnis heeft voldaan.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Licorne vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I) De Wit te veroordelen tot betaling aan Licorne van € 129.894,40, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 21 juli 2020, althans vanaf een door de rechtbank redelijk geachte termijn, tot aan de dag der algehele voldoening,
II) De Wit te veroordelen tot betaling aan Licorne van de buitengerechtelijke incassokosten van € 2.073,94, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen, althans vanaf een door de rechtbank redelijk geachte termijn, na het vonnis, indien en voor zover De Wit deze kosten niet voordien heeft voldaan,
III) voor recht te verklaren dat De Wit onrechtmatig heeft gehandeld jegens Licorne, althans dat De Wit jegens Licorne tekortgeschoten is in de nakoming van haar verbintenis om geen conservatoire (derden-)beslagen te doen leggen, door het op 3 september 2020 doen leggen van het conservatoire derdenbeslag ten laste van Licorne onder Deutsche Bank,
IV) voor recht te verklaren dat De Wit aansprakelijk is voor de door Licorne geleden en nog te lijden schade als gevolg van het door De Wit op 3 september 2020 ten laste van Licorne gelegde conservatoire derdenbeslag onder Deutsche Bank, en dat De Wit verplicht is die schade aan Licorne te vergoeden,
V) De Wit te veroordelen in de kosten van deze procedure, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen, althans vanaf een door de rechtbank redelijk geachte termijn, na het vonnis, indien en voor zover De Wit deze kosten niet voordien heeft voldaan,
VI) De Wit te veroordelen in de nakosten ten bedrage van respectievelijk € 157,00 zonder betekening en € 239,00 met betekening, laatstbedoeld bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente indien en voor zover De Wit dit niet binnen (de wettelijk vereiste termijn van) twee dagen, althans binnen een door de rechtbank redelijk geachte termijn na betekening van het vonnis heeft voldaan.
3.5.
De Wit voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van Licorne, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten alsmede in de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Gezien de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie, zal de rechtbank deze gezamenlijk behandelen.
Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.2.
Hier is sprake van een internationale zaak. De Wit is in België gevestigd, Licorne in Nederland. Tussen partijen is niet in geschil dat deze rechtbank internationaal bevoegd is om van de vorderingen in conventie en reconventie kennis te nemen, zodat aan deze rechtbank internationale bevoegdheid toekomt op grond van artikel 26 lid 1 Brussel I bis-Vo (Verordening (EU) No. 1215/2012 van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken).
4.3.
Beide partijen hebben ter zitting verklaard dat de vorderingen in conventie en reconventie moeten worden beoordeeld naar Nederlands recht. Gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Rome I Vo (Verordening Nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst) zal de rechtbank partijen hierin volgen.
Inhoud overeenkomst
4.4.
Partijen vorderen over en weer nakoming van de door hen gestelde overeenkomsten. Tussen partijen is niet in geschil dat tussen hen overeenkomsten zijn ontstaan op 22, 24, 28 en 29 april 2020 op basis waarvan Licorne op de beurs zou handelen voor De Wit. Zij zijn het echter niet eens over de inhoud van die overeenkomsten.
4.5.
De Wit stelt – kort gezegd – dat zij op 22, 24, 28 en 29 april 2020 telefonisch met Licorne is overeengekomen dat Licorne voor haar op papier in totaal 3.040 m³ diesel EN590 voor de afgesproken dagprijs zou kopen en weer zou verkopen voor een prijs gelijk aan het maandgemiddelde over de maand mei 2020. Deze papieren transacties hadden niets te maken met de fysieke bestelling waarover partijen op 21 en 22 april 2020 hebben gecorrespondeerd. De achtergrond van de papieren transacties wordt nooit besproken met Licorne en is dus ook niet relevant. De bevestiging per e-mail is doorslaggevend. In de e-mail van 22 april 2020 heeft Licorne bevestigd dat zij aan De Wit 2200 m³ diesel verkoopt. In e-mails ter bevestiging van eerdere transacties tussen Licorne en De Wit gebruikte Licorne dezelfde bewoordingen. De transacties van 24, 28 en 29 april 2020 moesten uitgevoerd worden zoals de transactie van 22 april 2020. Licorne heeft zich bij de transacties van 22, 24, 28 en 29 april 20201 vergist en kennelijk 3.040 m³ op de beurs verkocht in plaats van gekocht. Het verlies als gevolg van deze vergissing blijft voor haar eigen rekening en risico.
4.6.
Licorne stelt daarentegen – kort gezegd – dat De Wit haar tijdens het telefoongesprek op 22 april 2020 heeft verzocht om 2200 m³ diesel EN590 op papier op de beurs te verkopen voor een dagprijs van € 158,00 per m³ en vervolgens terug te kopen voor de gemiddelde beurswaarde in mei 2020. Om haar
margin callverplichtingen op grond van de raamovereenkomst in te dammen, kocht De Wit eind april fysiek diesel EN590 in bij Licorne (“uit positie gaan”). Deze fysieke inkoop bracht vervolgens mee dat De Wit, naar eigen zeggen, haar fysieke afnameverplichting bij Total niet zou halen, aangezien zij hiervoor geen opslagplaats meer had en als gevolg daarvan een boete aan Total zou moeten betalen. Tegen deze boete wilde De Wit zich indekken door de papieren transacties. In de e-mail van 22 april 2020 ter bevestiging van de opdracht van De Wit is abusievelijk niet vermeld
“wij verkopen [voor] De Wit (…)”.Uit de bewoordingen van de e-mail kan niet worden afgeleid dat Licorne aan De Wit zou verkopen, omdat Licorne bij papieren transacties niet zelf als verkoper van een te leveren product optreedt. Licorne voert alleen voor De Wit een transactie uit op de beurs.
Nu de prijs voor Diesel EN590 in mei 2020 juist is gaan stijgen, zijn de voor De Wit in april 2020 op papier verkochte hoeveelheden olie voor De Wit teruggekocht voor een hogere prijs. Daartegenover staat dat De Wit de ingekochte fysieke diesel ook voor een hogere prijs heeft kunnen verkopen. Dat is volledig in lijn met het doel van de papieren transacties: het afdekken van prijsrisico’s.
4.7.
De vraag wat partijen zijn overeengekomen, kan niet alleen worden beantwoord op grond van een (zuiver) taalkundige uitleg van de bewoordingen van de overeenkomst. De taalkundige betekenis van de bewoordingen van de overeenkomst kan van groot belang zijn, maar is niet doorslaggevend. Steeds komt het aan op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en van wat zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang, in hun onderlinge samenhang bezien.
4.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat de opdracht op basis waarvan Licorne op 22 april 2020 op de beurs heeft gehandeld (zie 2.6), is gegeven in een telefoongesprek op 22 april 2020 tussen [persoon A] van De Wit en [persoon B] van Licorne (zie 2.5). Partijen zijn het erover eens dat Licorne bij papieren transacties (zie 2.2) een positie voor De Wit inneemt op de beurs en dat er – anders dan De Wit aanvankelijk stelde – geen papieren transacties tussen Licorne en De Wit zelf plaatsvinden.
Vaststaat dat Licorne vervolgens, overeenkomstig de gangbare handelwijze tussen partijen, een e-mail ter bevestiging heeft gestuurd (zie 2.7).
4.9.
De bewoordingen van de e-mail van 22 april 2020 zouden er kunnen duiden dat – zoals De Wit stelt – Licorne voor De Wit zou kopen. Aan de andere kant kan ook niet uitgesloten worden dat – zoals Licorne stelt – het woordje “voor” tussen “verkopen” en de “De Wit” is weggevallen (zie 2.7). Dat geldt temeer, nu tussen partijen ook vaststaat dat de opdrachten van 24, 28 en 29 april 2020 gelijk waren aan de opdracht van 22 april 2020 en dat de bewoordingen van de e-mails van 24, 28, 29 april 2020 er op duiden dat – zoals Licorne stelt – Licorne zou verkopen en daarna zou terugkopen (zie 2.8 tot en met 2.10).
Op basis van de tekst van hiervoor vermelde e-mails kan dus niet worden vastgesteld of Licorne moest kopen of verkopen.
4.10.
Uit het voorgaande volgt dat voor zowel de beoordeling van de vordering van De Wit als de tegenvordering van Licorne relevant is wat [persoon A] en [persoon B] tijdens het telefoongesprek op 22 april 2020 over en weer hebben verklaard. De standpunten van partijen over hetgeen tijdens dit telefoongesprek is besproken, lopen uiteen. De Wit stelt dat [persoon A] heeft gezegd dat Licorne voor De Wit moest kopen en later verkopen en Licorne stelt dat [persoon A] heeft gezegd dat Licorne voor De Wit moest verkopen en later terugkopen.
4.11.
Nu partijen zich over en weer beroepen op de rechtsgevolgen van de door hen gestelde inhoud van de overeenkomst, rust op grond van artikel 150 Rv op De Wit in conventie en op Licorne in reconventie de bewijslast van hun betreffende stellingen. De rechtbank zal conform het aanbod van partijen:
  • in conventie De Wit in de gelegenheid stellen te bewijzen dat zij in het telefoongesprek met [persoon B] op 22 april 2020 Licorne opdracht heeft gegeven om 2200 m³diesel EN590 op de beurs te kopen en later terug te verkopen;
  • in reconventie Licorne in de gelegenheid stellen te bewijzen dat De Wit haar in het telefoongesprek met [persoon B] op 22 april 2020 opdracht heeft gegeven om 2200 m³ diesel EN590 op de beurs te verkopen en later terug te kopen.
4.12.
Indien een van partijen slaagt in de bewijsopdracht, zal de overeenkomst tussen partijen vervolgens moeten worden uitgelegd aan de hand van de onder 4.7 weergegeven uitlegregels. Indien geen van partijen het vereiste bewijs levert, kan in conventie niet worden vastgesteld dat De Wit opdracht heeft gegeven tot aankoop en kan in reconventie niet worden vastgesteld dat De Wit opdracht heeft gegeven tot verkoop. In dat scenario ligt zowel de vordering in conventie als de vordering in reconventie bij gebreke van een deugdelijke grondslag voor afwijzing gereed.
Conclusie
4.13.
De slotsom is dat aan De Wit in conventie en Licorne in reconventie het bewijs wordt opgedragen zoals hiervoor verwoord onder 4.11. Indien er getuigen gehoord zullen worden, dan zullen deze door de rechtbank zo veel mogelijk gelijktijdig ten aanzien van alle bewijsopdrachten worden gehoord (in enquête en contra-enquête). Na het wijzen van dit vonnis zal aan de hand van door partijen op te geven verhinderdata een datum of data en tijdstippen voor de verhoren worden bepaald. Het voorgaande laat onverlet het recht van iedere partij om zich na de enquête aan de zijde van de andere partij nader te beraden over de contra-enquête. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
draagt De Wit op te bewijzen dat zij in het telefoongesprek met [persoon B] om 22 april 2020 Licorne opdracht heeft gegeven om 2200 m³ diesel EN590 op de beurs te kopen en later te verkopen;
in reconventie
5.2.
draagt Licorne op te bewijzen dat De Wit haar in het telefoongesprek met [persoon B] op 22 april 2020 opdracht heeft gegeven om 2200 m³ diesel EN590 op de beurs te verkopen en later terug te kopen;
in conventie en in reconventie
5.3.
bepaalt dat indien een partij het bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan Wilhelminaplein 100/125 voor de rechter mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan;
5.4.
bepaalt dat de partij die getuigen wil laten horen ter uitvoering van het aan deze partij opgedragen bewijs, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank -
Administratie haven en handel, afdeling planningsadministratie, kamer E13.31, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-36 10555- de te horen getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, alle partijen en hun advocaten in de maanden september tot en met december 2021 moet opgeven, waarna dag/dagen en uur van het getuigenverhoor zal worden bepaald;
5.5.
bepaalt dat de partij die getuigen in contra-enquête wil voorbrengen, bij de opgave van verhinderdata rekening moet houden met de in dat kader (vermoedelijk) te horen getuigen; voor contra-enquête zal een dag/dagen en uur worden gereserveerd na de voor het getuigenverhoor bepaalde dag/dagen;
5.6.
bepaalt dat een partij die het aan deze partij opgedragen bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, het voornemen hiertoe binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank en aan de wederpartij moet opgeven, waarna de verdere procesvoering zal worden bepaald;
5.7.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken, voor zover nog niet in het geding gebracht, aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;
5.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan. Het is ondertekend door de rolrechter en op 16 juni 2021 uitgesproken in het openbaar.
[2083/1885]