Op 6 januari 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2018. De Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht heeft verzocht om een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening voor de duur van zes maanden. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van de terugval van de moeder in middelengebruik, waardoor zij niet in staat was om voor [voornaam minderjarige] te zorgen. [voornaam minderjarige] verblijft sinds september 2020 in een pleeggezin, nadat hij eerder bij zijn oma was geplaatst.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 januari 2021 waren de vader, de moeder, een vertegenwoordigster van de Raad en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige], gezien de ernstige bedreigingen in zijn ontwikkeling door de problematiek van de moeder en de wisselingen in zijn verblijfplaats.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn om de moeder te ondersteunen bij haar verslavingsproblematiek en om de rol van de vader te onderzoeken. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met de beslissing dat de ondertoezichtstelling ingaat op 6 januari 2021 en eindigt op 6 januari 2022, en de machtiging tot uithuisplaatsing ingaat op 6 januari 2021 en eindigt op 6 juli 2021.